073 720 02 00

Het verschil tussen de verkrijgende en de bevrijdende verjaring

Door Gepubliceerd op 6 mei 2022 Geen categorie

Niet zelden komt het voor: de eigenaren van naast elkaar gelegen percelen vragen zich af van wie de grond nou eigenlijk is. Veelal heeft de tand des tijds gemaakt dat de eigenaren dit zelf ook niet meer weten. Een van de manieren om deze vraag te beantwoorden is door te kijken of er sprake is van verkrijgende verjaring of bevrijdende verjaring.

In dit blog zullen de verschillen tussen de verkrijgende verjaring en de bevrijdende verjaring, alsmede de verschillende criteria die horen bij deze begrippen, uiteengezet worden zodat helder wordt wanneer een beroep op de verkrijgende verjaring of de bevrijdende verjaring kans van slagen heeft.

Verkrijgende verjaring

De verkrijgende verjaring staat opgenomen in artikel 3:99 Burgerlijk Wetboek en kent de navolgende vereisten: er moet sprake zijn van bezit, de bezitter moet te goeder trouw zijn en het bezit moet minimaal voor de duur van tien jaren onafgebroken zijn uitgeoefend. Het maakt bij het laatste criterium niet uit of de huidige bezitter of zijn voorganger dit bezit onafgebroken heeft uitgeoefend.

Criterium 1: bezit

Het eerste criterium van de verkrijgende verjaring draait om bezit. Om een succesvol beroep op de verkrijgende verjaring te kunnen doen moet dus eerst worden gekeken of de gebruiker (of zijn rechtsvoorganger) de grond in bezit heeft genomen, hierbij geldt dat houderschap niet voldoende is. Wanneer men spreekt van inbezitneming is sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden en te uitgebreid om in dit blog te bespreken. Kort en goed, spreekt men van bezit wanneer de gebruiker (of zijn rechtsvoorganger) de grond is gaan houden voor zichzelf en de oorspronkelijke rechtmatig eigenaar hiertegen kon en moest optreden indien de eigenaar het hier niet mee eens was.

Criterium 2: te goeder trouw

Het beroep op de verkrijgende verjaring loopt vrijwel altijd spaak bij het tweede criterium dat ziet op het vereiste van te goeder trouw. Men is volgens artikel 3:118 lid 1 Burgerlijk Wetboek te goeder trouw wanneer diegene zichzelf als rechthebbende beschouwt en zichzelf ook redelijkerwijs als zodanig mocht beschouwen. Ondanks dat de goede trouw wordt vermoed aanwezig te zijn, wordt deze toch niet klakkeloos aangenomen. Zo kan het vermoeden van de goede trouw worden ontnomen wanneer de partij die een beroep doet op de verkrijgende verjaring zichzelf kon informeren door te kijken in de openbare registers. In de praktijk blijkt dat een beroep op de verkrijgende verjaring pas kans van slagen heeft wanneer er tussen partijen afspraken zijn gemaakt die dermate onduidelijk zijn dat de verkrijgende partij hier een eigen uitleg aan kon en mocht geven, of dat deze afspraken niet op de juiste wijze in de openbare registers zijn ingeschreven.

Criterium 3: onafgebroken bezit voor de duur van tien jaar

Het derde criterium voor een succesvol beroep op de verkrijgende verjaring laat weinig aan de verbeelding over. Het bezit moet onafgebroken zijn uitgeoefend voor de duur van tien jaren, gerekend vanaf het moment van inbezitneming. Toch blijkt dit criterium in de praktijk niet zo eenvoudig als deze ogenschijnlijk is. De partij die zich beroept op de verkrijgende verjaring zal zich namelijk lang niet altijd herinneren op welk moment inbezitneming plaatsvond. Immers, diegene is in de veronderstelling rechtmatig eigenaar te zijn. Soms is de dagbepaling van het moment van inbezitneming dus nog een hele klus.

Bevrijdende verjaring

De bevrijdende verjaring vindt men terug in een drietal artikelen, te weten: artikel 3:105 Burgerlijk Wetboek juncto artikel 3:314 lid 2 Burgerlijk Wetboek juncto artikel 3:306 Burgerlijk Wetboek. Ondanks het veelvoud aan artikelen kent de bevrijdende verjaring in tegenstelling tot de verkrijgende verjaring slechts een tweetal criteria, namelijk: er moet sprake zijn van bezit en dit bezit moet voor de duur van twintig jaren zijn uitgeoefend.

Criterium 1: bezit

Het juridisch kader rondom het bezit wordt onder het eerste criterium van de verkrijgende verjaring behandeld. Veel interessanter voor wat betref de bevrijdende verjaring is dat het geen onafgebroken bezit vereist. Dat betekent dat de termijn van de bevrijdende verjaring mogelijkerwijs al begint te lopen nog vóór er sprake is van bezit. Kort gezegd wordt dus degene die bezitter is twintig jaren na het bezitsverlies door de oorspronkelijk rechtmatige eigenaar, de nieuwe eigenaar.

Criterium 2: bezit voor de duur van twintig jaar

Net als bij de verkrijgende verjaring geldt ook hier dat de termijn voor de bevrijdende verjaring voor zich spreekt. Zoals reeds vermeld is het hierbij nog van belang dat dit bezit niet onafgebroken bij een en dezelfde partij hoeft te berusten.

Tot slot, is het voor wat betreft de bevrijdende verjaring nog interessant dat de goede trouw niet is vereist. Dit betekent dus dat iemand die doelbewust een perceel van een ander toe-eigent via de figuur van de bevrijdende verjaring alsnog rechtmatig eigenaar kan worden van dat perceel.

Vraag & antwoord

Veelgestelde vragen

Ja, dit is opgenomen in artikel 915 van de Wet franchise. Daaruit volgt dat de franchisenemer “binnen de grenzen van redelijkheid” de “nodige maatregelen” dient te treffen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Nee, de Wet franchise kent die verplichting niet. Wel dient er een omvangrijk PID verstrekt te worden.

De Wet franchise is niet duidelijk op dit punt. Er wordt in de Wet franchise bij deze zogenaamde “multiple franchising” wel een uitzondering voor de stand-still periode gemaakt, maar niet voor het verstrekken van de PID zelf.


Lees meer

In de Wet franchise wordt dit niet specifiek benoemd. Je zou kunnen aannemen dat de fase voor verlenging niet als een voorfase kan worden beschouwd en de precontractuele informatieverplichting (waaronder het verstrekken van de PID) niet van toepassing is. De franchisenemer die al vijf jaar de betreffende locatie heeft geëxploiteerd kent de franchiseorganisatie en de kosten en opbrengsten van de exploitatie van zijn/haar vestiging.


Lees meer

Volgens de Wet Franchise moet de franchisegever alle informatie verstrekken waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang is voor de kandidaat. Aan de andere kant is het ook zo dat er ook een onderzoekplicht is van de kandidaat. Als de aspirant-franchisenemer zelf geen onderzoek doet is dat voor diens risico.


Lees meer

Nee, de wet is heel strikt in deze 4 weken en de rechtspraak gaat hier vooralsnog in mee. Dit kwam naar voren in het kort geding van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 30 juni 2021. De rechter overwoog (onder meer) dat in artikel 7:913 en 7:914 BW besloten ligt dat er met het verstrekken van de precontractuele informatie door de franchisegever een aanbod wordt gedaan aan de beoogde franchisenemer om op basis van de bijgevoegde ontwerp franchiseovereenkomst een franchiseovereenkomst te sluiten. Het is vervolgens aan de beoogde franchisenemer om zich te beraden of hij dit wil of dat hij nog verder wil onderhandelen met de franchisegever. De franchisegever kan in deze termijn alleen maar afwachten. Het is de franchisenemer die aan zet is.

De stand-still periode duurt 4 weken. Dit is een verplichte bedenktijd voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. Tijdens deze periode mogen er geen wijzigingen worden doorgevoerd ten nadele van de aspirant franchisenemer. Bedoeling van deze periode is dat de kandidaat alle gelegenheid heeft om alle informatie goed te bestuderen en ook om nader onderzoek te doen. Dit moet er voor zorgen dat een kandidaat goed nadenkt en in alle rust een weloverwogen beslissing kan nemen.

Dit document wordt aan het begin van de stand-still periode door de franchisegever overhandigd aan de kandidaat franchisenemer. De PID is een erg uitgebreid document. De PID bevat namelijk alle informatie bevat die tussen franchisegever en kandidaat is uitgewisseld. De franchisegever moet hier heel zorgvuldig mee omgaan. Het ontbreken van informatie kan aanleiding zijn tot claims van de franchisenemer. De PID moet alle informatie bevatten waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang kan zijn voor de aspirant franchisenemer.

Nee. Indien uw zaak op toevoegingsbasis behandeld kan worden, kunt u het beste contact opnemen met het Juridisch Loket. Zij helpen u bij het vinden van een advocaat die op deze basis werkt.

De gemiddelde werving en selectie fee in Nederland ligt tussen de 20% en 30% van het bruto jaarsalaris (inclusief vakantiegeld en overige emolumenten). De exacte hoogte is afhankelijk van de complexiteit van de zoekopdracht, de branche en de schaarste op de arbeidsmarkt.


Lees meer

Bent u op korte termijn op zoek naar juridische professionals voor een Interim opdracht of juist op basis van werving & selectie? Bij Snijders Interim bent u aan het juiste adres. Bij Snijders Interim Community zijn de beste juridische professionals uit de markt aangesloten. Of u nu op zoek bent naar een jurist, advocaat, Legal Counsel of bedrijfsjurist op junior, medior of senior level, wij staan u graag bij in uw zoektocht. Laat het ons weten en we komen graag bij u op bezoek om onze dienstverlening verder toe te lichten

Wie stelt moet bewijzen, dat is de hoofdregel van ons burgerlijk procesrecht. Maar wat nu als u een geschil heeft met een andere partij maar u uw stellingen niet (voldoende) kunt onderbouwen? U kunt dan een verzoek indienen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met als doel het vergaren van extra informatie en bewijs.


Lees meer

Veel werkgevers stellen internet en e-mail aan werknemers ter beschikking. Werknemers gebruiken dat namelijk bij het verrichten van hun werkzaamheden. Soms gebruiken werknemers echter dat internet en die e-mail (tijdens werktijd) voor tal van andere activiteiten, variërend van het lezen van privé e-mail tot het bekijken van pornofilmpjes.


Lees meer

Regelmatig worden wij met de vraag geconfronteerd of een uitlener de door hem aan een ander ter beschikking gestelde werknemers, zoals uitzendkrachten of een gedetacheerde werknemers, kan verbieden om bij de inlener in dienst te treden of dat op een andere manier kan belemmeren. Wij geven antwoord.


Lees meer

Regelmatig stellen werkgevers vragen over de, sinds 1 januari 2015 geldende, aanzegverplichting. De meest gestelde vragen en de antwoorden daarop volgen hieronder.


Lees meer

Als u een geldvordering heeft op een wanbetaler, kunt u beslag laten leggen op een bankrekening. Dat kan door een advocaat te vragen om dit te doen. Alleen advocaten (en dus niet deurwaarders) mogen aan de rechtbank toestemming vragen om conservatoir beslag te leggen.


Lees meer
Lees alle FAQ's
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties