Geen voorschot op schadevergoeding na aanrijding
Een ZZP-er in de ambulante hulpverlening raakt op 4 april 2016 betrokken bij een ongeval. Terwijl hij met zijn auto, een BMW 525d Touring uit 2006, stil staat bij een rotonde wordt hij van achteren aangereden door een bestuurder van een bij ASR verzekerde Renault Twingo. ASR erkent de aansprakelijkheid voor het ongeval en stelt een bedrag van € 2.500,- als voorschot op de schade ter beschikking aan de ZZP-er. In dit kort geding vordert de ZZP-er een aanvullend voorschot op schadevergoeding ten belope van ruim € 23.700,- Hij stelt dat hij sinds en door het ongeval diverse klachten ervaart, zoals de herbeleving van het ongeval, nekklachten, concentratiestoornissen, vergeetachtigheid en evenwichtsstoornissen, waardoor hij niet in staat zou zijn werkzaamheden te verrichten en schade zou lijden. Het voorschot op de schade bestaat o.a. uit een verlies aan verdienvermogen naast medische kosten en smartengeld. ASR betwist dat er sprake is van (i) spoedeisend belang, (ii) het bestaan van voortdurende aan het ongeval te relateren klachten en (iii) schade als gevolg van het ongeval die aan haar moet worden toegerekend tot een bedrag dat het betaalde voorschot overschrijdt.
De voorzieningenrechter overweegt dat de voorziening strekt tot betaling van een geldsom en dat voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding slechts dan plaats is, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen aan toewijzing niet in de weg staat. De voorzieningenrechter oordeelt dat de ZZP’er spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Zijn stelling dat het water hem aan de lippen staat is door ASR niet weersproken en hij heeft aannemelijk gemaakt dat hij al enige tijd geen inkomsten meer heeft gegenereerd als ZZP-er. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de vorderingen van de ZZP-er dienen te worden afgewezen, nu zowel het bestaan als de omvang van de vordering allesbehalve in hoge mate aannemelijk is. Daartoe zoekt de voorzieningenrechter aansluiting bij een rapport van ing. Wartenbergh naar de impact van het ongeval. Uit het onderzoek kan voorshands worden afgeleid dat de aanrijding niet hard ging en dat de ZZP-er niet heeft blootgestaan aan dermate hevige krachten dat die de langdurige en heftige gevolgen zoals door hem gesteld kunnen verklaren. Dit wordt bevestigd door het feit dat de airbags van de ZZP-er niet zijn geactiveerd en de geringe schade aan zijn auto. Gelet hierop komt tot de voorzieningenrechter tot de conclusie dat er nog geen causaal verband zichtbaar is tussen de door de ZZP-er gestelde klachten en het ongeval en dat de vorderingen reeds om die reden voor afwijzing gereed liggen.
Bron: Smartnewz 13 maart 2017