Het kort geding: van aanspannen tot hoger beroep
Een kort geding is korte en (relatief) snelle procedure. Een kort geding aanspannen doet men als er sprake is van een spoedeisende zaak en als de zaak zich voor een kort geding leent.
Hoe loopt een kort geding procedure?
De aanvraag van een kort geding wordt gedaan door aan de rechtbank met de conceptdagvaarding een datum voor het kort geding aan te vragen. In de dagvaarding wordt door de eiser zijn vordering toegelicht en daarin staat ook de datum van het kort geding. De dagvaarding wordt aan de gedaagde uitgebracht. De eiser en de gedaagde zullen vervolgens op de zittingsdatum een toelichting aan de rechter kunnen geven. De tegenpartij mag op de zitting op de dagvaarding reageren door het overleggen van een pleitnotitie. In beginsel mag dit ook voorafgaand aan de zitting maar meestal zal de wederpartij pas op de zitting zelf reageren. In tegenstelling tot een reguliere procedure is het dus een verrassing wat de wederpartij op de zitting naar voren zal brengen. Voor beide partijen geldt wel dat indien zij zich tijdens de zitting op bepaalde (schriftelijke) stukken willen beroepen, deze stukken minimaal 24 uur voorafgaand aan de zitting bij de rechtbank binnen moeten zijn.
Lees ook:
Afwijkende procedurele regels in kort geding
In een kort geding procedure gelden vervolgens andere regels dan in een reguliere procedure. Dat heeft natuurlijk met de spoedeisendheid van de zaak te maken. De regels van het reguliere bewijsrecht hoeft de rechter in kort geding niet toe te passen. Ook om die reden is er in een kort geding procedure geen ruimte om bijvoorbeeld getuigen te horen of deskundigen te benoemen. Dat gaat immers in tegen het karakter van het kort geding dat kort en snel dient te zijn.
De regels van het kort geding staan in een aparte titel in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarnaast zijn er in het procesreglement kort geding nadere regels vastgelegd voor de kort geding procedure ten behoeve van de rechtbanken. Voor het starten van een procedure in kort geding is griffierecht verschuldigd. De actuele hoogte van het griffierecht is op de website van de rechtspraak terug te vinden. Afhankelijk van de vraag of de zaak bij de kantonrechter in kort geding of de civiele rechter in kort geding in behandeling is, is de wederpartij ook griffierecht verschuldigd. Die partij mag gelet op de spoedeisendheid het griffierecht in kort geding later betalen dan in een gewone procedure gebruikelijk is. De partij die in het ongelijk wordt gesteld zal een deel van zijn proceskosten, waaronder het griffierecht in kort geding, op zijn wederpartij kunnen verhalen.
Uitspraak in kort geding
De uitspraak van de rechter in kort geding kan enkel veroordelend zijn, zoals een veroordeling tot betaling van een geldsom, of een veroordeling tot een verbod, zoals het verbieden dat een auto wordt verkocht. Dergelijke veroordelende vonnissen gaan vaak gepaard met het opleggen van een dwangsom als de partij die is veroordeeld zich niet aan die veroordeling houdt. De rechter in kort geding is niet bevoegd om een bepaalde rechtstoestand te wijzigen (zoals het ontbinden van een overeenkomst), of een verklaring voor recht afgeven (zoals het verklaren dat er sprake is van een koopovereenkomst tussen partijen).
Doorgaans zal een rechter in kort geding veertien dagen na de zitting uitspraak doen. Dit kan echter in (zeer) spoedeisende gevallen ook direct doen of eerder dan veertien dagen. Een snelle uitspraak kan ook in een verkort vonnis worden gewezen. De rechter geeft dan kort na de zitting (soms diezelfde dag nog) in een verkort vonnis aan wie de zaak heeft gewonnen. De motivering van de rechter volgt dan later in de volledige uitspraak.
Hoger beroep in kort geding
Tegen een vonnis in kort geding kan binnen vier weken na de uitspraak hoger beroep worden ingesteld. Ook in hoger beroep zal dan echter de spoedeisendheid aangetoond moeten worden. De behandeling van een kort geding in hoger beroep is echter allang niet meer zo snel.
De rechter in kort geding geeft slechts een voorlopig oordeel. Dit betekent dat partijen over hetzelfde geschil nog een bodemzaak kunnen starten waarin wel de regels van het bewijsrecht worden toegepast en waarin wel getuigen en deskundigen worden gehoord. Het alternatief voor het instellen van hoger beroep tegen een vonnis in kort geding, is dus het starten van een bodemprocedure.