Kan een franchisenemer gebonden zijn aan geldige besluiten van de franchisevereniging?
Bij veel (grote) franchiseketens zijn de franchisenemers verenigd in een franchisenemersvereniging. Een franchisenemersvereniging kan meerdere doelen dienen. De vereniging kan fungeren als een overlegorgaan voor franchisenemers onderling, maar zij kan ook als gesprekspartner voor de franchisegever fungeren waarbij aan de vereniging bepaalde instemmings- of adviesrechten kunnen worden toegekend.
Vaak is in de franchiseovereenkomst opgenomen dat de franchisenemer lid dient te zijn van de franchisenemersvereniging. In de praktijk komt het nog al eens voor dat de franchisenemersvereniging een op zichzelf geldig (gekwalificeerd) meerderheidsbesluit neemt en op basis daarvan ten opzichte van de franchisegever, mede ten laste van haar leden, een bepaalde verplichting aangaat. De vraag die opkomt is of een individuele franchisenemer, die zich hiermee niet kan verenigingen, toch aan deze nieuwe verplichting / afspraak is gebonden?
Anders dan wel eens gedacht wordt, is dit niet automatisch het geval. Voor het antwoord op de vraag is het bepaalde in de statuten van de vereniging en de franchiseovereenkomst van belang.
In een gebondenheid van de leden aan besluiten van de vereniging zal de franchiseovereenkomst moeten voorzien. Een veelvoorkomende bepaling in dit kader luidt als volgt: “De franchisenemer zal geldige besluiten van de franchisenemersvereniging respecteren en als eigen verplichting jegens de franchisegever naleven.”
Indien de franchiseovereenkomst niet in een dergelijk beding voorziet (en op dit punt ook een statutaire bepaling ontbreekt), is het uitgangspunt dat de individuele franchisenemer niet jegens de franchisegever gebonden is aan het geldige meerderheidsbesluit van de franchisenemersvereniging. Dit volgt onder meer uit het arrest van het hof Amsterdam van 4 februari 2014 (Spare Rib Express) (ECLI:NL:GHAMS:2014:429). In die zaak werd door de franchisenemersvereniging een meerderheidsbesluit genomen inhoudende dat een – niet in het franchisecontract opgenomen – marketingbijdrage van 1% nog een jaar zou worden verlengd, maar het hof achtte de franchisenemer die daarmee niet had ingestemd niet jegens de franchisegever gebonden, o.a. omdat de franchiseovereenkomst niet in een dergelijke gebondenheid voorziet.
Naast een eventuele contractuele regeling is relevant hetgeen in de statuten van de vereniging is bepaald. Een vereniging kan namelijk verplichtingen aangaan namens haar leden ‘voor zover dit in de statuten uitdrukkelijk is bepaald’ (artikel 2:46 BW). Gelet op het recht op zelfbeschikking moeten de verplichtingen die de vereniging namens haar leden mag aangaan wel voldoende concreet in de statuten zijn omschreven (Gerechtshof Amsterdam, 8 november 1996, JOR 1996 / 134). Als dit niet het geval is – en de statuten slechts voorzien in een algemeen geredigeerde bepaling over het aangaan van verplichtingen door de vereniging ten laste van de leden – zal de niet-instemmende franchisenemer niet gebonden zijn.
Bij een onwelgevallig besluit van de franchisevereniging doet u er als franchisenemer dus verstandig aan uw franchisecontract en de statuten van de franchisevereniging te laten toetsen door een advocaat. Snijders Advocaten kan u hierbij helpen.
Neem contact op met Arno Fuijkschot.