Opschorting handhaving Wet DBA verlengd
Sinds de inwerkingtreding van de Wet DBA moeten opdrachtgevers en opdrachtnemers zelf beoordelen of de relatie die zij aangaan een (fictieve) dienstbetrekking is (en dus of onder meer loonheffing verschuldigd is). Het beoordelen van de arbeidsrelatie blijkt in de praktijk erg lastig te zijn. Toetsingscriteria die hiervoor gebruikt worden, als ‘vrije vervanging’ en ‘gezagsverhouding’, zorgen namelijk voor veel onduidelijkheid.
Omdat de toetsingscriteria zo onduidelijk zijn, heeft staatssecretaris Wiebes aangekondigd dat nieuwe criteria zullen worden vastgesteld en heeft hij de handhaving van de Wet DBA tot 1 juli 2018 uitgesteld, met uitzondering van kwaadwillenden. Er werd tot 1 juli 2018 dan ook alleen gehandhaafd bij de ernstigste gevallen van kwaadwillenden.
Dit zijn de kwaadwillenden die opereren in een context van opzet, fraude of zwendel, waarbij sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning en situaties die leiden tot ernstige concurrentievervalsing, economische of maatschappelijke ontwrichting of waarin het risico aanwezig is van uitbuiting. Deze opschorting is verlengd tot in ieder geval 1 januari 2020.
Maar let op: De handhaving is sinds 1 juli 2018 ook uitgebreid. De handhaving wordt namelijk niet langer alleen gericht op de voorgenoemde ernstigste gevallen, maar ook op de andere kwaadwillenden. Dat zijn de kwaadwillenden die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan. Dat zijn de situaties waarin sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking én evidente én opzettelijke schijnzelfstandigheid. Het is aan de Belastingdienst om dat te bewijzen.
In de tussentijd wordt gewerkt aan wetgeving die de Wet DBA zal vervangen. Het is raadzaam om vooralsnog de adviezen zoals opgenomen in onze eerdere artikelen te blijven volgen. Zie onder meer: Gevolgen opschorting handhaving Wet DBA, Checklist wet DBA, HR tip #7 Wet DBA opgeschort tot 1 juli 2018.
Mocht u verdere vragen hebben over dit onderwerp belt u ons dan gerust.