Verlenging franchiseovereenkomst: is franchisenemer verplicht tot aanvaarding van een gewijzigde franchiseovereenkomst?
Veel franchiseovereenkomsten bevatten een bepaling die inhoudt dat de franchiseovereenkomst, behoudens opzegging tegen het einde van de contractsduur, na de overeengekomen duur zal worden voortgezet voor een aansluitende periode, mits de franchisenemer dan niet in gebreke is krachtens de franchiseovereenkomst én de op dat tijdstip geldende franchiseovereenkomst door de franchisenemer wordt aanvaardt voor die opvolgende periode. Een dergelijke bepaling is ook opgenomen in de standaard modelovereenkomst van de NFV (Nederlandse Franchise Vereniging); zie artikel 7 van de modelovereenkomst. Aan de opzegging is vaak een opzegtermijn gekoppeld. Het modelcontract van de NFV gaat uit van een opzegtermijn van 6 maanden.
In de praktijk komt het niet zelden voor dat er niet of niet tijdig wordt opgezegd én er door de franchisegever kort voor het einde van de contractsduur een nieuwe / gewijzigde franchiseovereenkomst wordt aangeboden aan een franchisenemer, waarmee de franchisenemer (liever) niet wenst in te stemmen. De franchiseovereenkomst is in zo’n geval vaak ten nadele van de franchisenemer gewijzigd en deze wil graag vasthouden aan de vigerende franchiseovereenkomst. Wat is de juridische positie van partijen in zo’n geval?
Uit de rechtspraak volgt dat de franchisegever in dit soort situaties zorgvuldig te werk dient te gaan en het nieuwe model van de franchiseovereenkomst er niet zomaar ‘doorheen kan drukken’. Zo oordeelde de rechtbank Arnhem [1] in een conflict tussen een franchisenemer van Bakker Bart en diens franchisegever, dat als het nieuwe model van de franchiseovereenkomst pas aan de franchisenemer wordt toegestuurd op een datum die is gelegen ná de datum waarop de opzegging, rekening houdend met de opzegtermijn, uiterlijk had moeten zijn ontvangen door de franchisenemer, dit nieuwe model niet zal gelden voor de verlengde periode. De bepalingen van de vigerende franchiseovereenkomst zullen in zo’n geval blijven gelden. Als Bakker Bart de toepasselijkheid van de gewijzigde / nieuwe overeenkomst had willen bedingen had zij dit nieuwe model tijdig vóór de uiterste dag waarop nog kon worden opgezegd, aan de franchisenemer moeten voorleggen met de mededeling dat dit nieuwe model voor de verlengde periode zou gaan gelden. De franchisenemer werd in deze zaak dus in het gelijk gesteld.
In een geschil tussen een franchisenemer van Bram Ladage en diens franchisegever had de franchisegever de franchiseovereenkomst wel tijdig opgezegd en dus de voorgeschreven opzegtermijn in acht genomen. In kort geding stond met name de reden / de grond voor de opzegging centraal.[2] Bram Ladage meende dat de franchisenemer noch bereid was de meest recente standaard franchiseovereenkomst te ondertekenen noch om daarover in overleg te treden met de franchisegever en legde deze omstandigheden aan zijn opzegging ten grondslag. Contractueel is tussen partijen bepaald dat franchisegever slechts kan opzeggen indien van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd de overeenkomst te laten voortduren. De franchisenemer betwist de (rechtsgeldigheid van de) opzegging. De voorzieningenrechter in kort geding oordeelt dat het nastreven van uniformiteit in alle franchisecontracten – waarop de franchisegever zich beriep – op zichzelf geen rechtvaardiging is voor een opzegging. Verder oordeelt de voorzieningenrechter dat de franchisenemer niet algeheel heeft geweigerd om inhoudelijk te praten over een nieuwe overeenkomst. Hij heeft slechts aangegeven dat hij de nieuwe overeenkomst ter beoordeling en vergelijk bij zijn advocaat neer zal leggen. Dat acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk en rechtvaardigt niet de conclusie dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen daarmee is uitgesloten. Gelet op de lange franchiserelatie van bijna 20 jaar had Bram Ladage de mogelijkheid om verder te onderhandelen nader moeten onderzoeken. Bram Ladage is naar de mening van de voorzieningenrechter te snel en op onjuiste gronden overgegaan tot opzegging van de franchiseovereenkomst.
Uit deze uitspraken volgt dat een franchisenemer bij de verlenging van zijn contract dus niet automatisch hoeft in te stemmen met een gewijzigde overeenkomst. Daar waar de franchisegever een franchisenemer veelal verzoekt bij het kruisje te tekenen, loont het de moeite de handelwijze van de franchisegever juridisch te laten toetsen en afhankelijk van het onderliggende franchisecontract en de kans op succes, aan te vechten.
Snijders Advocaten kan u hierbij helpen. Neem contact op met Arno Fuijkschot.
Bronnen
1) Rechtbank Arnhem 9 november 2005, ECLI:NL:RBARN:2005:AU9750
2) Rechtbank Rotterdam, 31 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2457.