Wanneer is sprake van een aanvraag?
In de uitspraak van 20 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:829) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) stond de vraag centraal of een verzoek een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb is.
De casus was als volgt. Het college van Texel had een besluit genomen waarin onder oplegging van een dwangsom gelast werd om een zonder omgevingsvergunning geplaatste yurt te verwijderen en verwijderd te houden. De eigenaren van de yurt hebben een bezwaarschrift ingediend, waarbij tevens werd verzocht om een omgevingsvergunning voor de yurt. Zij betoogden uiteindelijk dat een omgevingsvergunning van rechtswege zou zijn gegeven, omdat zij in hun bezwaarschrift een aanvraag om omgevingsvergunning zouden hebben gedaan en het college niet tijdig op die aanvraag heeft beslist. Het college zou daarom niet meer bevoegd zijn om op te treden.
De Afdeling stelt vast dat de regeling uit de Wabo, waarbij bij niet-tijdig beslissen op een aanvraag van rechtswege een vergunning is gegeven, een belangrijke stok achter de deur is voor bestuursorganen om tijdig te beslissen.
Voorts overweegt de Afdeling dat het, gelet op de betrokken belangen en de door de wetgever met de regeling beoogde rechtszekerheid, belangrijk is dat voor het bestuursorgaan meteen duidelijk is wanneer een aanvraag wordt gedaan en voor welke concrete activiteiten omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Die duidelijkheid is er onvoldoende wanneer in een brief aan een bestuursorgaan in algemene bewoordingen wordt gevraagd om een omgevingsvergunning te verlenen. Die duidelijkheid is er nog minder wanneer in correspondentie over andere besluiten, bijvoorbeeld over een opgelegde last onder dwangsom, wordt gesproken over een mogelijk te verlenen omgevingsvergunning.
De gebruikelijke weg om een aanvraag om omgevingsvergunning in te dienen is langs elektronische weg als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van het Bor via het Omgevingsloket online of met gebruikmaking van het formulier als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het Bor. Een aanvraag kan ook worden gedaan op andere wijze.
De Afdeling zal vanaf nu oordelen dat een verzoek om omgevingsvergunning dat op andere wijze is gedaan, alleen dan een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb is, als voor het bestuursorgaan meteen duidelijk is of kan zijn dat een aanvraag is gedaan. Het dient daarbij altijd te gaan om een zelfstandig stuk. Alleen bij een dergelijke evidente aanvraag kan dus een omgevingsvergunning van rechtswege zijn gegeven.
Klik hier voor de uitspraak
Heeft u vragen over bovenstaand artikel, neem dan gerust contact op met Annemarie Posset op 073-7200200 of aposset@snijders-advocaten.nl.