073 720 02 00
Nieuws

Wanneer mag je (niet) opschorten?

Bijgewerkt op Nieuws

Een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, is bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt. Dit middel is in de praktijk gemakkelijk toe te passen om de ander te bewegen zijn verplichtingen na te komen. Het opschortingsrecht kan niet altijd worden toegepast. Onlangs heeft de kantonrechter in Utrecht, in een eenvoudig geschil zich uitgelaten over of rechtsgeldig was opschort (Rechtbank Midden-Nederland 3 juli 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:2971).

De feiten

Het betrof een geschil tussen huurder en verhuurder van een woning. De huurder kampte met een lekkende boiler. Omdat het vijf weken had geduurd voordat de huurder weer warm water had, heeft huurder een uitgebreide klacht ingediend bij de beheerder van de woning. Vervolgens heeft de huurder de huur opgezegd. Na de opzegging heeft de verhuurder per ongeluk twee keer de waarborgsom aan huurder terugbetaald. Toen verhuurder de huurder aansprak om het te veel betaalde terug te storten, gaf de huurder aan dat hij zijn verplichting tot terugbetaling opschortte. De klacht van de huurder was namelijk nog niet fatsoenlijk behandeld. Totdat de huurder een inhoudelijke reactie op zijn klacht zou hebben ontvangen, zou hij het te veel betaalde nog niet terugstorten. Omdat verhuurder het daar niet mee eens was, zocht hij een gang naar de rechter.

Juridisch kader

Het algemene artikel van opschorting is geregeld in artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek. Naast dat er sprake moet zijn van een vordering – die opeisbaar moet zijn – op de schuldeiser, moet er ook voldoende samenhang bestaan tussen de vordering en de verbintenis.

De schuldenaar hoeft niet aan zijn schuldeiser mede te delen dat hij zijn verbintenis opschort (enkele uitzonderingen die in de rechtspraak zijn bepaald daargelaten). De schuldenaar mag dat bijvoorbeeld ook pas doen op het moment dat de zaak voor de rechter wordt gebracht. Een rechter kan vervolgens bepalen dat er al dan niet rechtsgeldig is opgeschort. Daar ligt ook meteen het risico van de opschortende partij. Indien niet rechtsgeldig is opgeschort, loopt de opschortende partij het risico dat achteraf een verplichting tot schadevergoeding bestaat, waaronder betaling van rente en buitengerechtelijke kosten.

Oordeel rechtbank

De rechter heeft in de zaak tussen de huurder en verhuurder gekeken of de opschorting juridisch gezien was toegelaten. De kernvraag was of de huurder überhaupt wel een vordering op de verhuurder had. De vordering van de verhuurder is duidelijk: de vordering tot terugbetaling van de onterecht betaalde (tweede) waarborgsom. De vordering van de huurder is die van een fatsoenlijke afhandeling van zijn klacht. De rechter stelt zich de vraag of dit een vordering is zoals de wet dit begrip heeft bedoeld. De rechter concludeert dat dat niet zo is. Een juridische vordering moet een vermogensrechtelijk karakter hebben, ofwel: het moet gaan om geld of het moet waardeerbaar zijn op geld. De vordering van de huurder is er echter een die ziet op fatsoen en beleefdheid, zo oordeelt de rechter. Om die reden mocht de huurder zijn terugbetalingsverplichting niet opschorten; hij had immers geen vordering in de zin van de wet. De huurder dient daarom naast de te veel ontvangen waarborgsom, ook nog (een gedeelte van de) rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten te betalen.

Tot slot

Hoewel het opschortingsrecht gemakkelijk kan worden toegepast, zelfs zonder daarvan mededeling te doen aan de wederpartij, kleven er ook risico’s aan. De gedachte van de huurder uit de hiervoor besproken zaak is niet zo gek. Hij wachtte op een antwoord op zijn klacht, en tot die tijd betaalt hij niets terug. Hoewel dat wellicht logisch klinkt, houdt het juridisch gezien geen stand. Meent u dat u zich kunt beroepen op opschorting? Hoewel het soms voor de hand lijkt te liggen, kan dat juridisch toch anders zijn. Laat u dus goed vooraf informeren. Snijders Advocaten bespreekt met u de mogelijkheden.

Vraag & antwoord

Veelgestelde vragen

Ja, dit is opgenomen in artikel 915 van de Wet franchise. Daaruit volgt dat de franchisenemer “binnen de grenzen van redelijkheid” de “nodige maatregelen” dient te treffen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Nee, de Wet franchise kent die verplichting niet. Wel dient er een omvangrijk PID verstrekt te worden.

De Wet franchise is niet duidelijk op dit punt. Er wordt in de Wet franchise bij deze zogenaamde “multiple franchising” wel een uitzondering voor de stand-still periode gemaakt, maar niet voor het verstrekken van de PID zelf.


Lees meer

In de Wet franchise wordt dit niet specifiek benoemd. Je zou kunnen aannemen dat de fase voor verlenging niet als een voorfase kan worden beschouwd en de precontractuele informatieverplichting (waaronder het verstrekken van de PID) niet van toepassing is. De franchisenemer die al vijf jaar de betreffende locatie heeft geëxploiteerd kent de franchiseorganisatie en de kosten en opbrengsten van de exploitatie van zijn/haar vestiging.


Lees meer

Volgens de Wet Franchise moet de franchisegever alle informatie verstrekken waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang is voor de kandidaat. Aan de andere kant is het ook zo dat er ook een onderzoekplicht is van de kandidaat. Als de aspirant-franchisenemer zelf geen onderzoek doet is dat voor diens risico.


Lees meer

Nee, de wet is heel strikt in deze 4 weken en de rechtspraak gaat hier vooralsnog in mee. Dit kwam naar voren in het kort geding van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 30 juni 2021. De rechter overwoog (onder meer) dat in artikel 7:913 en 7:914 BW besloten ligt dat er met het verstrekken van de precontractuele informatie door de franchisegever een aanbod wordt gedaan aan de beoogde franchisenemer om op basis van de bijgevoegde ontwerp franchiseovereenkomst een franchiseovereenkomst te sluiten. Het is vervolgens aan de beoogde franchisenemer om zich te beraden of hij dit wil of dat hij nog verder wil onderhandelen met de franchisegever. De franchisegever kan in deze termijn alleen maar afwachten. Het is de franchisenemer die aan zet is.

De stand-still periode duurt 4 weken. Dit is een verplichte bedenktijd voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. Tijdens deze periode mogen er geen wijzigingen worden doorgevoerd ten nadele van de aspirant franchisenemer. Bedoeling van deze periode is dat de kandidaat alle gelegenheid heeft om alle informatie goed te bestuderen en ook om nader onderzoek te doen. Dit moet er voor zorgen dat een kandidaat goed nadenkt en in alle rust een weloverwogen beslissing kan nemen.

Dit document wordt aan het begin van de stand-still periode door de franchisegever overhandigd aan de kandidaat franchisenemer. De PID is een erg uitgebreid document. De PID bevat namelijk alle informatie bevat die tussen franchisegever en kandidaat is uitgewisseld. De franchisegever moet hier heel zorgvuldig mee omgaan. Het ontbreken van informatie kan aanleiding zijn tot claims van de franchisenemer. De PID moet alle informatie bevatten waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang kan zijn voor de aspirant franchisenemer.

Nee. Indien uw zaak op toevoegingsbasis behandeld kan worden, kunt u het beste contact opnemen met het Juridisch Loket. Zij helpen u bij het vinden van een advocaat die op deze basis werkt.

De gemiddelde werving en selectie fee in Nederland ligt tussen de 20% en 30% van het bruto jaarsalaris (inclusief vakantiegeld en overige emolumenten). De exacte hoogte is afhankelijk van de complexiteit van de zoekopdracht, de branche en de schaarste op de arbeidsmarkt.


Lees meer

Bent u op korte termijn op zoek naar juridische professionals voor een Interim opdracht of juist op basis van werving & selectie? Bij Snijders Interim bent u aan het juiste adres. Bij Snijders Interim Community zijn de beste juridische professionals uit de markt aangesloten. Of u nu op zoek bent naar een jurist, advocaat, Legal Counsel of bedrijfsjurist op junior, medior of senior level, wij staan u graag bij in uw zoektocht. Laat het ons weten en we komen graag bij u op bezoek om onze dienstverlening verder toe te lichten

Wie stelt moet bewijzen, dat is de hoofdregel van ons burgerlijk procesrecht. Maar wat nu als u een geschil heeft met een andere partij maar u uw stellingen niet (voldoende) kunt onderbouwen? U kunt dan een verzoek indienen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met als doel het vergaren van extra informatie en bewijs.


Lees meer

Veel werkgevers stellen internet en e-mail aan werknemers ter beschikking. Werknemers gebruiken dat namelijk bij het verrichten van hun werkzaamheden. Soms gebruiken werknemers echter dat internet en die e-mail (tijdens werktijd) voor tal van andere activiteiten, variërend van het lezen van privé e-mail tot het bekijken van pornofilmpjes.


Lees meer

Regelmatig worden wij met de vraag geconfronteerd of een uitlener de door hem aan een ander ter beschikking gestelde werknemers, zoals uitzendkrachten of een gedetacheerde werknemers, kan verbieden om bij de inlener in dienst te treden of dat op een andere manier kan belemmeren. Wij geven antwoord.


Lees meer

Regelmatig stellen werkgevers vragen over de, sinds 1 januari 2015 geldende, aanzegverplichting. De meest gestelde vragen en de antwoorden daarop volgen hieronder.


Lees meer

Als u een geldvordering heeft op een wanbetaler, kunt u beslag laten leggen op een bankrekening. Dat kan door een advocaat te vragen om dit te doen. Alleen advocaten (en dus niet deurwaarders) mogen aan de rechtbank toestemming vragen om conservatoir beslag te leggen.


Lees meer
Lees alle FAQ's
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties