073 720 02 00

De gemeenschappen

Gepubliceerd op 16 augustus 2022 Geen categorie

Tussen partners die op of ná 1 januari 2018 met elkaar gehuwd, of een geregistreerd partnerschap aangegaan zijn, en die géén huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden hebben laten opstellen – zie over huwelijkse voorwaarden ons blog – bestaat een beperkte gemeenschap van goederen. Vóór 2018 ontstond er dan een algehele gemeenschap van goederen.

Daarnaast bestaan er nog zogeheten eenvoudige gemeenschappen. Best verwarrend, niet? Wij zullen deze gemeenschappen daarom in deze blog toelichten.

De gemeenschap van goederen vóór 2018

Tot en met december 2017 ontstond er als je trouwde[1], maar niets regelde, van rechtswege (automatisch) een algehele gemeenschap van goederen. Vanaf het moment dat het huwelijk wordt gesloten, zijn in beginsel alle bezittingen en alle schulden, zowel bestaande als toekomstige, van de echtgenoten gezamenlijk.

Zo kan het zijn dat één van de echtgenoten al vóór het huwelijk (een aanzienlijk) vermogen heeft opgebouwd of heeft geërfd, dan wel hij of zij verwacht vermogen te erven. Als het huwelijk eindigt, dan zou de andere echtgenoot in beginsel de helft van dat vermogen krijgen. In geval van een echtscheiding, wordt dat vaak als oneerlijk beschouwd door de echtgenoot die het vermogen heeft opgebouwd of geërfd. Slechts een schenking of een erfenis waarop een uitsluitingsclausule van toepassing is, valt niet in de algehele gemeenschap van goederen.

Het kan eveneens voorkomen dat één van de echtgenoten (aanzienlijke) schulden heeft. Net als de bezittingen zijn ook de schulden door het aangaan van het huwelijk gemeenschappelijk geworden, en is dus de andere echtgenoot in beginsel (mede) aansprakelijk daarvoor.

Afwijking van de hoofdregel dat echtgenoten ieder een gelijk aandeel in de gemeenschap hebben, kan slechts worden aangenomen in zeer uitzonderlijke omstandigheden. Het moet dan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn dat de ene echtgenoot zich jegens de andere beroept op een verdeling bij helfte van de ontbonden gemeenschap.

De beperkte gemeenschap van goederen vanaf januari 2018

Sinds januari 2018 is er sprake van een zogeheten beperkte gemeenschap van goederen tussen echtgenoten die géén huwelijkse voorwaarden hebben laten opstellen. Tot de beperkte gemeenschap van goederen behoren:

  1. alle goederen die de echtgenoten vóór het huwelijk al gezamenlijk in eigendom hadden;
  2. alle goederen die de echtgenoten tijdens het huwelijk verkrijgen;
  3. alle goederen en de vruchten daarvan waarop een insluitingsclausule van toepassing is[2];
  4. alle gemeenschappelijke schulden die de echtgenoten vóór het huwelijk al hadden;
  5. alle schulden met betrekking tot goederen die de echtgenoten vóór het huwelijk al gezamenlijk in eigendom hadden;
  6. alle schulden die de echtgenoten tijdens het huwelijk aangaan.

In geval één van de echtgenoten vóór het huwelijk een eigen onderneming heeft, blijft ook deze privé. Wel is het zo dat de eventuele (al of niet uitgekeerde) winsten en verliezen tijdens het huwelijk in de gemeenschap van goederen vallen en bij een eventuele scheiding dus wel in de verdeling betrokken zullen moeten worden.

Hoewel het nieuwe stelsel op het eerste oog helder lijkt, is de uitvoering daarvan in de praktijk lastig. Echtgenoten zullen een goede administratie moeten bijhouden, zodat bij een eventuele echtscheiding inzichtelijk is wat van wie is, of er gelden zijn die privé zijn, enzovoorts. En laat het voeren van een jaarlijkse administratie nou precies iets zijn wat echtgenoten liever niet doen…

De eenvoudige gemeenschap

Met betrekking tot de hiervoor genoemde gemeenschappen zijn de relevante regels vastgelegd in Boek 1 van ons Burgerlijk Wetboek. Er bestaan echter ook zogeheten eenvoudige gemeenschappen. De regelgeving daarover is terug te vinden in Boek 3 van ons Burgerlijk Wetboek.

Van een eenvoudige gemeenschap is sprake als twee (of meer) personen gezamenlijk een goed, bijvoorbeeld een woning in eigendom hebben, maar zij niet (meer) getrouwd zijn met elkaar. Denk bijvoorbeeld aan samenwoners, of aan familieleden die een woning geërfd hebben. Als er een echtscheidingsverzoek ingediend is, wordt vanaf dat moment de huwelijksgoederengemeenschap ontbonden. Indien de ex-echtgenoten nog een gezamenlijke woning in eigendom hebben, wordt ook dan gesproken van een eenvoudige gemeenschap waarop niet langer de regels uit Boek 1, maar uit Boek 3 van toepassing zijn.

Een eenvoudige gemeenschap kan geen schulden hebben; een huwelijksgoederengemeenschap wél. Denk bijvoorbeeld aan een hypotheekschuld, aangegaan voor de verkrijging van de woning. Die schuld ‘valt’ niet in de eenvoudige gemeenschap.

Nog een belangrijk verschil tussen een eenvoudige gemeenschap en de (beperkte/algehele) gemeenschap van goederen, is het aandeel in die gemeenschap. Waar echtgenoten die tezamen een woning in eigendom hebben per definitie ieder voor 50% eigenaar zijn, kan het aandeel van een deelgenoot bij een eenvoudige gemeenschap kleiner of groter dan 50% zijn.

Let op: ook indien er tussen echtgenoten een beperkte gemeenschap van goederen bestaat, en zij vóór het sluiten van hun huwelijk ongelijke aandelen hadden in de woning, worden die aandelen ná het huwelijk gelijk. Enkel indien de woning vóór het huwelijk in eigendom toebehoorde aan één van de echtgenoten, blijft deze ook ná het huwelijk buiten de beperkte gemeenschap van goederen. Bij de gemeenschap van goederen vóór 2018 valt een woning per definitie volledig in de huwelijksgoederengemeenschap, dus ongeacht wiens eigendom de woning voorafgaande aan het huwelijk was.

Meer weten?

Bent u benieuwd welke goederen (of schulden) wel en niet in de (beperkte of algehele) huwelijksgoederengemeenschap vallen? Of bestaat er tussen u en uw partner, broer, zus of goede vriend een eenvoudige gemeenschap, en wilt u weten welke rechten en verplichtingen er als gevolg daarvan zijn ontstaan? Neem dan contact op met ons.

[1] Waar over een huwelijk en echtgenoten wordt gesproken, worden tevens een geregistreerd partnerschap en geregistreerde partners bedoeld.
[2] Dit is een bepaling in een testament of bij een schenking, inhoudende dat de erfenis of schenking in de gemeenschap van goederen valt.

Vraag & antwoord

Veelgestelde vragen

Ja, dit is opgenomen in artikel 915 van de Wet franchise. Daaruit volgt dat de franchisenemer “binnen de grenzen van redelijkheid” de “nodige maatregelen” dient te treffen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Nee, de Wet franchise kent die verplichting niet. Wel dient er een omvangrijk PID verstrekt te worden.

De Wet franchise is niet duidelijk op dit punt. Er wordt in de Wet franchise bij deze zogenaamde “multiple franchising” wel een uitzondering voor de stand-still periode gemaakt, maar niet voor het verstrekken van de PID zelf.


Lees meer

In de Wet franchise wordt dit niet specifiek benoemd. Je zou kunnen aannemen dat de fase voor verlenging niet als een voorfase kan worden beschouwd en de precontractuele informatieverplichting (waaronder het verstrekken van de PID) niet van toepassing is. De franchisenemer die al vijf jaar de betreffende locatie heeft geëxploiteerd kent de franchiseorganisatie en de kosten en opbrengsten van de exploitatie van zijn/haar vestiging.


Lees meer

Volgens de Wet Franchise moet de franchisegever alle informatie verstrekken waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang is voor de kandidaat. Aan de andere kant is het ook zo dat er ook een onderzoekplicht is van de kandidaat. Als de aspirant-franchisenemer zelf geen onderzoek doet is dat voor diens risico.


Lees meer

Nee, de wet is heel strikt in deze 4 weken en de rechtspraak gaat hier vooralsnog in mee. Dit kwam naar voren in het kort geding van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 30 juni 2021. De rechter overwoog (onder meer) dat in artikel 7:913 en 7:914 BW besloten ligt dat er met het verstrekken van de precontractuele informatie door de franchisegever een aanbod wordt gedaan aan de beoogde franchisenemer om op basis van de bijgevoegde ontwerp franchiseovereenkomst een franchiseovereenkomst te sluiten. Het is vervolgens aan de beoogde franchisenemer om zich te beraden of hij dit wil of dat hij nog verder wil onderhandelen met de franchisegever. De franchisegever kan in deze termijn alleen maar afwachten. Het is de franchisenemer die aan zet is.

De stand-still periode duurt 4 weken. Dit is een verplichte bedenktijd voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. Tijdens deze periode mogen er geen wijzigingen worden doorgevoerd ten nadele van de aspirant franchisenemer. Bedoeling van deze periode is dat de kandidaat alle gelegenheid heeft om alle informatie goed te bestuderen en ook om nader onderzoek te doen. Dit moet er voor zorgen dat een kandidaat goed nadenkt en in alle rust een weloverwogen beslissing kan nemen.

Dit document wordt aan het begin van de stand-still periode door de franchisegever overhandigd aan de kandidaat franchisenemer. De PID is een erg uitgebreid document. De PID bevat namelijk alle informatie bevat die tussen franchisegever en kandidaat is uitgewisseld. De franchisegever moet hier heel zorgvuldig mee omgaan. Het ontbreken van informatie kan aanleiding zijn tot claims van de franchisenemer. De PID moet alle informatie bevatten waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang kan zijn voor de aspirant franchisenemer.

Nee. Indien uw zaak op toevoegingsbasis behandeld kan worden, kunt u het beste contact opnemen met het Juridisch Loket. Zij helpen u bij het vinden van een advocaat die op deze basis werkt.

De gemiddelde werving en selectie fee in Nederland ligt tussen de 20% en 30% van het bruto jaarsalaris (inclusief vakantiegeld en overige emolumenten). De exacte hoogte is afhankelijk van de complexiteit van de zoekopdracht, de branche en de schaarste op de arbeidsmarkt.


Lees meer

Bent u op korte termijn op zoek naar juridische professionals voor een Interim opdracht of juist op basis van werving & selectie? Bij Snijders Interim bent u aan het juiste adres. Bij Snijders Interim Community zijn de beste juridische professionals uit de markt aangesloten. Of u nu op zoek bent naar een jurist, advocaat, Legal Counsel of bedrijfsjurist op junior, medior of senior level, wij staan u graag bij in uw zoektocht. Laat het ons weten en we komen graag bij u op bezoek om onze dienstverlening verder toe te lichten

Wie stelt moet bewijzen, dat is de hoofdregel van ons burgerlijk procesrecht. Maar wat nu als u een geschil heeft met een andere partij maar u uw stellingen niet (voldoende) kunt onderbouwen? U kunt dan een verzoek indienen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met als doel het vergaren van extra informatie en bewijs.


Lees meer

Veel werkgevers stellen internet en e-mail aan werknemers ter beschikking. Werknemers gebruiken dat namelijk bij het verrichten van hun werkzaamheden. Soms gebruiken werknemers echter dat internet en die e-mail (tijdens werktijd) voor tal van andere activiteiten, variërend van het lezen van privé e-mail tot het bekijken van pornofilmpjes.


Lees meer

Regelmatig worden wij met de vraag geconfronteerd of een uitlener de door hem aan een ander ter beschikking gestelde werknemers, zoals uitzendkrachten of een gedetacheerde werknemers, kan verbieden om bij de inlener in dienst te treden of dat op een andere manier kan belemmeren. Wij geven antwoord.


Lees meer

Regelmatig stellen werkgevers vragen over de, sinds 1 januari 2015 geldende, aanzegverplichting. De meest gestelde vragen en de antwoorden daarop volgen hieronder.


Lees meer

Als u een geldvordering heeft op een wanbetaler, kunt u beslag laten leggen op een bankrekening. Dat kan door een advocaat te vragen om dit te doen. Alleen advocaten (en dus niet deurwaarders) mogen aan de rechtbank toestemming vragen om conservatoir beslag te leggen.


Lees meer
Lees alle FAQ's
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties