073 720 02 00

Het einde van de franchiseformule; wat erbij komt kijken

Door Gepubliceerd op 14 september 2021 Geen categorie

De laatste tijd krijg ik vaak van franchisegevers te horen dat ze willen stoppen met de franchiseformule. Dit heeft verschillende redenen. Een franchisegever kan haar formule bijvoorbeeld willen afbouwen, omdat de Wet franchise teveel verplichtingen met zich meebrengt of omdat er onvoldoende rendement wordt behaald.

Het afbouwen van een franchiseformule

Wat in dezen onvermijdelijk is (en wat de franchisegever eigenlijk liever niet hoort), is dat er normaal gezien wel een afbouwtermijn in acht genomen moet worden. Dat heeft vanzelfsprekend te maken met de looptijd van de franchiseovereenkomsten (die normaal gesproken vijf jaar is) waar verplichtingen uit volgen.

De Wet franchise is ook in dit opzicht niet in het voordeel van de franchisegever. Die schrijft namelijk in artikel 7:912 voor dat een franchisegever bij de afbouw van de formule zich als ‘een goede franchisegever’ zal moeten gedragen. De interpretatie van dit artikel is vrij ruim.

Er zal bij de afbouw in ieder geval (voldoende) oog moeten zijn voor de belangen van de franchisenemers. De franchisenemer zal zich op zijn/haar beurt coöperatief moeten opstellen.

Een recente uitspraak van de rechtbank

Een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2021:3439) tussen een franchisegever en een franchisenemer over de afbouw van een franchiseformule geeft een goed beeld van waar je als franchisegever rekening mee moet houden.

Ten eerste had deze franchisegever tijdig – namelijk in 2017 – aangegeven dat zij (uiterlijk) in 2022 zou stoppen met (het faciliteren van) franchise in Nederland. De franchisegever gaf ook direct aan haar verantwoordelijkheid te blijven nemen, de afspraken te respecteren en de franchisenemers te blijven ondersteunen.

De (toenmalige) franchisenemers kregen twee opties voorgeschoteld, namelijk akkoord gaan met een franchiseovereenkomst van (maximaal) vijf jaar die van rechtswege zou eindigen in 2022, of per direct stoppen met de exploitatie en de winkel(s) verkopen aan de franchisegever.

Zoals wel vaker (ik kom dit in mijn praktijk maar al te vaak tegen) was er een franchisenemer die zich niet kon vinden in de handelswijze van de franchisegever. De franchisenemer verweet dat de franchisegever te weinig deed om een ‘behoorlijke’ franchiseorganisatie in stand te houden. Ook was er volgens de franchisenemer sprake van te weinig ondersteuning en bijstand. Argumenten die eigenlijk altijd naar voren komen in dergelijke geschillen.

De advocaat van de betreffende franchisenemer was duidelijk niet over één nacht ijs gegaan. De franchisenemer – die vond dat hij in een “dwangpositie” zou zijn gemanoeuvreerd – wilde (onder meer) een oordeel van de rechter dat de onderhandelingen waren “gefrustreerd”, de onderhandelingsplicht zou zijn geschonden en de franchisegever tekort geschoten zou zijn in de nakoming van de verplichting een marktconform aanbod te doen tot aankoop van een franchiseonderneming (tegen een marktconforme WACC). Er werd ook nog een onderhandelingsplicht gevorderd.

Het oordeel van de rechter

Waar de rechter voor de inwerkingtreding van de Wet franchise terug moest vallen op beginselen zoals redelijkheid en billijkheid en aansluiting moest zoeken bij het “algemene” verbintenissenrecht, (“boek 6 BW”) vormde nu de Wet franchise (meer in het bijzonder de artikelen 7:912 en 7:919 Wf.) de basis voor het oordeel van de rechter.

De rechtbank kwam tot het oordeel dat op grond van artikel 7:912 op de franchisegever en franchisenemer een wederzijdse algemene zorgplicht rust. Het hangt daarbij van de omstandigheden van het geval af, wat daarbij van beide partijen wordt geëist. Van belang daarbij is niet alleen het gedrag van partijen, maar ook naar de situatie waarin zich dit gedrag voordoet en de maatschappelijke context.

Daarnaast gaf de rechtbank aan dat de franchisegever op grond van artikel 7:919 de ondersteuning en bijstand dient te verlenen die “redelijkerwijs en in relatie tot de aard en de strekking van de franchiseformule verwacht mag worden” met het oog op de exploitatie van de franchiseformule door de franchisenemer.

In deze kwestie kwam de rechtbank tot het oordeel dat de franchisegever voldeed aan haar verplichtingen uit hoofde van de franchiseovereenkomst. Er was tevens geen sprake van enige tekortkoming van de franchisegever, althans op dat punt.

De rechter kwam namelijk wel tot het oordeel dat een opzegging van de franchiseovereenkomst door de franchisegever geen stand hield en er sprake was van een onderhandelingsplicht. Partijen waren dus nog zeker niet van elkaar af.

De juiste begeleiding is essentieel

Wat deze zaak goed laat zien is dat een juiste (juridische) begeleiding essentieel is in het geval de franchisegever voornemens is de franchiseformule uit de lucht te halen. Dit geldt zowel voor beide partijen.

Neem dus vooral contact op als dit bij u het geval is.

Vraag & antwoord

Veelgestelde vragen

Ja, dit is opgenomen in artikel 915 van de Wet franchise. Daaruit volgt dat de franchisenemer “binnen de grenzen van redelijkheid” de “nodige maatregelen” dient te treffen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Nee, de Wet franchise kent die verplichting niet. Wel dient er een omvangrijk PID verstrekt te worden.

De Wet franchise is niet duidelijk op dit punt. Er wordt in de Wet franchise bij deze zogenaamde “multiple franchising” wel een uitzondering voor de stand-still periode gemaakt, maar niet voor het verstrekken van de PID zelf.


Lees meer

In de Wet franchise wordt dit niet specifiek benoemd. Je zou kunnen aannemen dat de fase voor verlenging niet als een voorfase kan worden beschouwd en de precontractuele informatieverplichting (waaronder het verstrekken van de PID) niet van toepassing is. De franchisenemer die al vijf jaar de betreffende locatie heeft geëxploiteerd kent de franchiseorganisatie en de kosten en opbrengsten van de exploitatie van zijn/haar vestiging.


Lees meer

Volgens de Wet Franchise moet de franchisegever alle informatie verstrekken waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang is voor de kandidaat. Aan de andere kant is het ook zo dat er ook een onderzoekplicht is van de kandidaat. Als de aspirant-franchisenemer zelf geen onderzoek doet is dat voor diens risico.


Lees meer

Nee, de wet is heel strikt in deze 4 weken en de rechtspraak gaat hier vooralsnog in mee. Dit kwam naar voren in het kort geding van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 30 juni 2021. De rechter overwoog (onder meer) dat in artikel 7:913 en 7:914 BW besloten ligt dat er met het verstrekken van de precontractuele informatie door de franchisegever een aanbod wordt gedaan aan de beoogde franchisenemer om op basis van de bijgevoegde ontwerp franchiseovereenkomst een franchiseovereenkomst te sluiten. Het is vervolgens aan de beoogde franchisenemer om zich te beraden of hij dit wil of dat hij nog verder wil onderhandelen met de franchisegever. De franchisegever kan in deze termijn alleen maar afwachten. Het is de franchisenemer die aan zet is.

De stand-still periode duurt 4 weken. Dit is een verplichte bedenktijd voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. Tijdens deze periode mogen er geen wijzigingen worden doorgevoerd ten nadele van de aspirant franchisenemer. Bedoeling van deze periode is dat de kandidaat alle gelegenheid heeft om alle informatie goed te bestuderen en ook om nader onderzoek te doen. Dit moet er voor zorgen dat een kandidaat goed nadenkt en in alle rust een weloverwogen beslissing kan nemen.

Dit document wordt aan het begin van de stand-still periode door de franchisegever overhandigd aan de kandidaat franchisenemer. De PID is een erg uitgebreid document. De PID bevat namelijk alle informatie bevat die tussen franchisegever en kandidaat is uitgewisseld. De franchisegever moet hier heel zorgvuldig mee omgaan. Het ontbreken van informatie kan aanleiding zijn tot claims van de franchisenemer. De PID moet alle informatie bevatten waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang kan zijn voor de aspirant franchisenemer.

Nee. Indien uw zaak op toevoegingsbasis behandeld kan worden, kunt u het beste contact opnemen met het Juridisch Loket. Zij helpen u bij het vinden van een advocaat die op deze basis werkt.

De gemiddelde werving en selectie fee in Nederland ligt tussen de 20% en 30% van het bruto jaarsalaris (inclusief vakantiegeld en overige emolumenten). De exacte hoogte is afhankelijk van de complexiteit van de zoekopdracht, de branche en de schaarste op de arbeidsmarkt.


Lees meer

Bent u op korte termijn op zoek naar juridische professionals voor een Interim opdracht of juist op basis van werving & selectie? Bij Snijders Interim bent u aan het juiste adres. Bij Snijders Interim Community zijn de beste juridische professionals uit de markt aangesloten. Of u nu op zoek bent naar een jurist, advocaat, Legal Counsel of bedrijfsjurist op junior, medior of senior level, wij staan u graag bij in uw zoektocht. Laat het ons weten en we komen graag bij u op bezoek om onze dienstverlening verder toe te lichten

Wie stelt moet bewijzen, dat is de hoofdregel van ons burgerlijk procesrecht. Maar wat nu als u een geschil heeft met een andere partij maar u uw stellingen niet (voldoende) kunt onderbouwen? U kunt dan een verzoek indienen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met als doel het vergaren van extra informatie en bewijs.


Lees meer

Veel werkgevers stellen internet en e-mail aan werknemers ter beschikking. Werknemers gebruiken dat namelijk bij het verrichten van hun werkzaamheden. Soms gebruiken werknemers echter dat internet en die e-mail (tijdens werktijd) voor tal van andere activiteiten, variërend van het lezen van privé e-mail tot het bekijken van pornofilmpjes.


Lees meer

Regelmatig worden wij met de vraag geconfronteerd of een uitlener de door hem aan een ander ter beschikking gestelde werknemers, zoals uitzendkrachten of een gedetacheerde werknemers, kan verbieden om bij de inlener in dienst te treden of dat op een andere manier kan belemmeren. Wij geven antwoord.


Lees meer

Regelmatig stellen werkgevers vragen over de, sinds 1 januari 2015 geldende, aanzegverplichting. De meest gestelde vragen en de antwoorden daarop volgen hieronder.


Lees meer

Als u een geldvordering heeft op een wanbetaler, kunt u beslag laten leggen op een bankrekening. Dat kan door een advocaat te vragen om dit te doen. Alleen advocaten (en dus niet deurwaarders) mogen aan de rechtbank toestemming vragen om conservatoir beslag te leggen.


Lees meer
Lees alle FAQ's
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties