Het relatiebeding: Wie zijn de ‘relaties’?
Met een relatiebeding moet worden voorkomen dat de werknemer na afloop van zijn arbeidsovereenkomst contact heeft met relaties van de werkgever en de werkgever zo concurrentie aandoet. Wie die relaties van het relatiebeding precies zijn, is vaak niet duidelijk. Gaat het alleen om de klanten van de werkgever of kan ook een leverancier als een relatie worden aangemerkt?
De zaak
Over die laatste vraag ging het in een zaak waarin een werkneemster, die als schoonheidsspecialiste in een schoonheidssalon had gewerkt, na afloop van haar arbeidsovereenkomst met die schoonheidssalon als zelfstandige verder ging en contact opnam met de leverancier van de schoonheidssalon. De werkneemster wilde van die leverancier dezelfde apparatuur kopen als de schoonheidssalon gebruikte.
De schoonheidssalon meende dat de leverancier van de apparatuur een relatie van haar was en dat de werkneemster haar relatiebeding had overtreden. In dat relatiebeding was namelijk opgenomen dat het de werkneemster niet was toegestaan om: “gedurende een periode van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst op enige wijze zakelijke betrekkingen aan te gaan of te onderhouden met (voormalige) relaties van werkgever, behoudens de voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever.”
Het was aan Hof Arnhem-Leeuwarden om te bepalen of de werkneemster haar relatiebeding had overtreden door contact te hebben met de leverancier van de schoonheidssalon.
Onduidelijk relatiebeding
Het hof stelde allereerst vast dat in het relatiebeding niet was opgenomen wie precies werden bedoeld met de ‘relaties’ van de schoonheidssalon. In het relatiebeding was ook niet opgenomen dat met de ‘relaties’ van de schoonheidssalon ook de leveranciers werden bedoeld.
Verder stelde het hof vast dat mondeling ook niet aan de werkneemster was medegedeeld dat met de ‘relaties’ van de schoonheidssalon ook de leveranciers werden bedoeld (dat werd door de schoonheidssalon tijdens de zitting bij het hof verteld).
Dus, noch schriftelijk, noch mondeling was door de schoonheidssalon aan de werkneemster aangegeven dat met de ‘relaties’ van de schoonheidssalon ook de leveranciers werden bedoeld. Dat was dus onduidelijk. Het was dan ook de vraag of de schoonheidssalon desondanks van de werkneemster had mogen verwachten dat zij wist dat met de ‘relaties’ van de schoonheidssalon ook de leveranciers werden bedoeld.
Taalkundige uitleg
Afgaande op de letterlijke tekst van het relatiebeding had de werkneemster volgens het hof kunnen weten dat met de ‘relaties’ van de schoonheidssalon ook de leveranciers werden bedoeld. Immers volgt uit de Van Dale dat de definitie van een ‘relatie’ de volgende is: “Een betrekking waarin zaken of personen tot elkaar staan”. Een relatie kan derhalve ook een leverancier zijn.
Zou dus alleen naar de letterlijke tekst van het relatiebeding worden gekeken, dan heeft de werkgever dus gelijk.
Bedoeling van partijen
Echter, omdat sprake is van een onduidelijk relatiebeding, moet volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad niet alleen naar de letterlijke tekst van het relatiebeding worden gekeken, maar ook naar hetgeen de schoonheidssalon en de werkneemster van elkaar mochten verwachten op basis van het relatiebeding. Die verwachtingen zijn mede afhankelijk van de maatschappelijke kringen waarin zij zich bevinden en welke (juridische) kennis van hen kan worden verwacht.
Volgens het hof brengt dat met zich mee dat de schoonheidssalon niet van de werkneemster had mogen verwachten dat zij moest begrijpen dat de schoonheidssalon met de ‘relaties’ van de schoonheidssalon ook de leveranciers had bedoeld. Immers behoren een werkgever en een werknemer niet tot dezelfde maatschappelijke kringen en beschikken zij niet over dezelfde (juridische) kennis. De schoonheidssalon had daarmee bij het opstellen van het relatiebeding rekening moeten houden en dus bij het opstellen van het relatiebeding duidelijk moeten aangeven dat met ‘relaties’ van de schoonheidssalon ook de leveranciers werden bedoeld. Dat de schoonheidssalon dat niet had gedaan, kwam voor haar rekening.
Conclusie
Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de werkneemster het relatiebeding niet overtrad door contact op te nemen met de leverancier van de schoonheidssalon.
Tips voor de praktijk
Het arrest van het Arnhem-Leeuwarden leert ons dat een duidelijke formulering van het relatiebeding essentieel is. Raadzaam is het om daarin (niet limitatief) op te nemen wie in het algemeen worden bedoeld met relaties, de namen van enkele belangrijke relaties op te nemen en met regelmaat te controleren of het relatiebeding nog voldoende aansluit bij de praktijk.
Hulp nodig bij het formuleren van het relatiebeding? Neem gerust contact op met Lydia van den Heuvel. Telefoon: 073 7 200 200.
Bron: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2017:9376