Wanneer wordt een boete bij een relatiebeding (niet) gematigd?
In een zaak bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch was de vraag aan de orde of een werknemer zijn relatiebeding had overtreden en als gevolg daarvan boetes waren verbeurd. Werknemer was van mening dat er geen sprake was van een overtreding. Voor zover de rechter dat niet met hem eens was, vroeg de werknemer om een matiging van de boete. Deze zou voor hem onbetaalbaar zijn gelet op zijn gezinsinkomen en -uitgaven. Zijn dit omstandigheden om een matigingsverzoek toe te wijzen?
Casus
De werkgever in kwestie stond onder leiding van drie broers. Op enig moment is broer 3 uit het bedrijf gestapt en verder gegaan met zijn eigen bedrijven.
Werknemer trad na een 15-jarig dienstverband waarin hij werkzaam was geweest als Manager Productieontwikkeling uit dienst bij de werkgever door middel van een beëindigingsovereenkomst (‘vso’). In de vso was opgenomen dat het relatiebeding werd beperkt in tijd (1 jaar) en reikwijdte (alleen voor de op een lijst genoemde ondernemingen). Terwijl het relatiebeding nog van kracht was, kwam de werkgever erachter dat de werknemer één van de relaties van de lijst had benaderd en samen met broer 3 die relatie had bezocht. Werkgever vorderde een boete van bijna € 125.000 wegens overtreding van het relatiebeding.
Oordeel rechtbank en Hof
De kantonrechter heeft de vordering van de werkgever toegewezen. In hoger beroep verzocht de werknemer deze vorderingen alsnog af te wijzen of de boete te matigen.
Het Hof volgde de eerdere uitspraak van de kantonrechter. Voor werknemer was duidelijk geweest dat werkgever bang was dat werknemer broer 3 zou helpen in zijn concurrentie met werkgever. Om die reden was het relatiebeding in de vso opgenomen. Uit verklaringen bleek ook dat werknemer betrokken was geweest bij broer 3 en bij het benaderen van de betreffende relatie. Werknemer had met zijn specialistische kennis de betreffende relatie geadviseerd.
Het Hof oordeelde dat sprake was van een voortdurende overtreding, omdat werknemer voortdurend bereikbaar was geweest/gebleven voor de betreffende relatie. De boete was daardoor opgelopen tot een bedrag van bijna € 225.000. Het Hof vond dit een fors bedrag, maar de schade bij werkgever was veel groter, zo bleek. Dat de boete onbetaalbaar was voor werknemer leek het Hof op het eerste gezicht een logische conclusie omdat het ging om een werknemer. De werknemer had echter te weinig inzicht gegeven in zijn financiële situatie om de boete te matigen. Bovendien had hij de door de kantonrechter toegewezen boete van bijna € 125.000 binnen twee weken betaald en bleek dat hij een hypotheeklening had van rond de € 8.000 per maand. De loonstrook die werknemer had ingebracht waaruit een inkomen van een kleine € 3.000 per maand bleek, was dan ook onvoldoende. Het beroep op matiging werd daarom afgewezen.
Les voor de praktijk?
Bij overtreding van een beperkend beding, zoals een relatiebeding, met een daaraan gekoppeld boetebeding kan een werknemer een beroep doen op matiging. Deze uitspraak laat zien dat dat nog niet wil zeggen dat de rechter dit zomaar toewijst.
Integendeel. De rechter mag alleen matigen als een boetebeding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. De rechter moet daarbij letten op: de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. Daarnaast moet het beroep op matiging dus ook goed worden onderbouwd. Als die onderbouwing niet of onvoldoende is gegeven, zal de matiging waarschijnlijk niet worden toegewezen en zal de volledige boete moeten worden betaald.
Gaat het om een relatiebeding zonder boeteclausule, dan verbeuren er geen boetes bij overtreding, maar kan de werkgever wel een schadevergoeding toegewezen krijgen van de rechter, als de daardoor geleden schade aannemelijk kan worden gemaakt.
Meer weten over de boete rondom een relatiebeding? Neem dan contact op met één van onze arbeidsrechtspecialisten.