073 720 02 00
HR

Hoge Raad: finale kwijtingsbepaling in de vaststellingsovereenkomst staat eraan in de weg dat werknemer aansprakelijk is voor schade

Bijgewerkt op HR

Alhoewel de vaststellingsovereenkomst in beginsel tot doel heeft een geschil tussen partijen definitief te beëindigen, blijkt in de praktijk dat de vaststellingsovereenkomst regelmatig aanleiding geeft tot nieuwe geschillen. Deze nieuwe geschillen hebben meestal betrekking op de inhoud en de uitleg van de vaststellingsovereenkomst. Dit speelt vooral bij bedingen betreffende finale kwijting. Een dergelijk beding heeft als doel om uitdrukkelijk overeen te komen dat partijen na uitvoering van de vaststellingsovereenkomst geen vorderingen meer jegens elkaar hebben. Dat maakt dat de formulering van de vaststellingsovereenkomst en meer in het bijzonder van het beding tot finale kwijting, van groot belang is.

Rechtspraak laat zien dat rechters zich met enige regelmaat moeten buigen over de reikwijdte van een beding tot finale kwijting. De strekking en inhoud van de vaststellingsovereenkomst en dit beding, is dan een kwestie van uitleg. Uit een recente uitspraak van de Hoge Raad van 22 maart 2019 blijkt wederom dat de uitleg van een beding tot finale kwijting een nieuw geschil kan opleveren. In dit artikel bespreken wij deze uitspraak.

Uitleg finale kwijtingsbepaling

Allereerst een korte toelichting op de wijze van uitleg bij de vaststellingsovereenkomst en het beding tot finale kwijting. Bij deze uitleg wordt gebruik gemaakt van de in het Haviltex-arrest uitgewerkte norm. Deze zogenoemde ‘Haviltex-norm’ houdt in dat het bij de uitleg van schriftelijke overeenkomsten niet alleen aankomt op een grammaticale uitleg, maar (ook) op wat die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en zij op dit punt redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dit betekent dat het bij de uitleg van een vaststellingsovereenkomst en een beding tot finale kwijting niet alleen gaat om de tekst en de betekenis die daaraan moet worden gegeven, maar ook om datgene wat partijen hebben bedoeld en wat zij over en weer over elkaars bedoelingen hebben mogen begrijpen. Dit brengt met zich mee dat de tekst van de vaststellingsovereenkomst niet per definitie van doorslaggevende betekenis is.

Casus

Tussen werkgever en werknemer bestaat sinds 1994 een arbeidsovereenkomst op grond waarvan werknemer sinds 1999 werkzaam is als directeur/bestuurder. Na een verschil van inzicht over de invulling van de functie, sluiten werkgever en werknemer een vaststellingsovereenkomst. In deze vaststellingsovereenkomst is een beding tot finale kwijting opgenomen:

‘Behoudens en voor zover de uitvoering van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen betreft, hebben partijen niets meer van elkaar te vorderen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, de wijze van beëindiging daarvan en de daarmee gepaard gaande financiële afwikkeling of anderszins en verlenen partijen elkaar algehele en finale kwijting. Partijen erkennen dat behalve de afspraken welke zijn vastgelegd in deze vaststellingsovereenkomst, geen nadere afspraken en/of overeenkomsten meer bestaan.’

Werkgever meent dat werknemer zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld en stelt werknemer hiervoor aansprakelijk. Werknemer stelt dat het beding tot finale kwijting eraan in de weg staat dat werkgever werknemer aansprakelijk stelt. Tot aan de Hoge Raad wordt de aansprakelijkheid van werknemer afgewezen.

Volgens de Hoge Raad blijkt namelijk uit de vaststellingsovereenkomst dat de afwikkeling van het dienstverband ook ziet op de bestuurderstaken. Aangezien is gebleken dat tijdens de onderhandelingen de bestuurderstaken ook aan de orde zijn geweest (en dus bij beide partijen bekend was), maakt dit expliciet onderdeel uit van de vaststellingsovereenkomst. Gelet op de formulering en strekking van het algemene beding tot finale kwijting, is dus óók finale kwijting verleend ten aanzien van de bestuurderstaken. Dat betekent dat werkgever niet naderhand, nadat de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst zijn uitgevoerd, werknemer hiervoor aansprakelijk kan houden.

Conclusie

Juist wanneer partijen een beding tot finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst opnemen, is het van belang dat, om misverstanden en onduidelijkheden te voorkomen, partijen van te voren duidelijk en uitgebreid hebben onderhandeld over welke vordering wel en welke vordering niet onder de reikwijdte van finale kwijting valt. Een goed geredigeerde, uitgebreide considerans of toelichting bij de vaststellingsovereenkomst is in dat verband noodzakelijk. Daarmee kan ook worden voorkomen dat tussen partijen na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst een nieuw geschil ontstaat. Meer weten over dit onderwerp? Neem dan vrijblijvend contact op met één van onze arbeidsrecht advocaten.

Disclaimer – Bij het opstellen van deze tekst is geen rekening gehouden met eventuele bijzondere van toepassing zijnde regels zoals opgenomen in bijvoorbeeld een collectieve arbeidsovereenkomst, individuele arbeidsovereenkomst en/of andere overeenkomst. Deze tekst bevat dus algemene informatie die niet in iedere situatie kan worden gebruikt. Tevens is het mogelijk dat de tekst op enig moment achterhaald is, bijvoorbeeld door gewijzigde regelgeving. Het wordt dan ook sterk aangeraden om contact met Snijders Advocaten op te nemen alvorens de informatie uit de tekst te gebruiken.

Vraag & antwoord

Veelgestelde vragen

Ja, dit is opgenomen in artikel 915 van de Wet franchise. Daaruit volgt dat de franchisenemer “binnen de grenzen van redelijkheid” de “nodige maatregelen” dient te treffen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Nee, de Wet franchise kent die verplichting niet. Wel dient er een omvangrijk PID verstrekt te worden.

De Wet franchise is niet duidelijk op dit punt. Er wordt in de Wet franchise bij deze zogenaamde “multiple franchising” wel een uitzondering voor de stand-still periode gemaakt, maar niet voor het verstrekken van de PID zelf.


Lees meer

In de Wet franchise wordt dit niet specifiek benoemd. Je zou kunnen aannemen dat de fase voor verlenging niet als een voorfase kan worden beschouwd en de precontractuele informatieverplichting (waaronder het verstrekken van de PID) niet van toepassing is. De franchisenemer die al vijf jaar de betreffende locatie heeft geëxploiteerd kent de franchiseorganisatie en de kosten en opbrengsten van de exploitatie van zijn/haar vestiging.


Lees meer

Volgens de Wet Franchise moet de franchisegever alle informatie verstrekken waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang is voor de kandidaat. Aan de andere kant is het ook zo dat er ook een onderzoekplicht is van de kandidaat. Als de aspirant-franchisenemer zelf geen onderzoek doet is dat voor diens risico.


Lees meer

Nee, de wet is heel strikt in deze 4 weken en de rechtspraak gaat hier vooralsnog in mee. Dit kwam naar voren in het kort geding van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 30 juni 2021. De rechter overwoog (onder meer) dat in artikel 7:913 en 7:914 BW besloten ligt dat er met het verstrekken van de precontractuele informatie door de franchisegever een aanbod wordt gedaan aan de beoogde franchisenemer om op basis van de bijgevoegde ontwerp franchiseovereenkomst een franchiseovereenkomst te sluiten. Het is vervolgens aan de beoogde franchisenemer om zich te beraden of hij dit wil of dat hij nog verder wil onderhandelen met de franchisegever. De franchisegever kan in deze termijn alleen maar afwachten. Het is de franchisenemer die aan zet is.

De stand-still periode duurt 4 weken. Dit is een verplichte bedenktijd voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. Tijdens deze periode mogen er geen wijzigingen worden doorgevoerd ten nadele van de aspirant franchisenemer. Bedoeling van deze periode is dat de kandidaat alle gelegenheid heeft om alle informatie goed te bestuderen en ook om nader onderzoek te doen. Dit moet er voor zorgen dat een kandidaat goed nadenkt en in alle rust een weloverwogen beslissing kan nemen.

Dit document wordt aan het begin van de stand-still periode door de franchisegever overhandigd aan de kandidaat franchisenemer. De PID is een erg uitgebreid document. De PID bevat namelijk alle informatie bevat die tussen franchisegever en kandidaat is uitgewisseld. De franchisegever moet hier heel zorgvuldig mee omgaan. Het ontbreken van informatie kan aanleiding zijn tot claims van de franchisenemer. De PID moet alle informatie bevatten waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang kan zijn voor de aspirant franchisenemer.

Nee. Indien uw zaak op toevoegingsbasis behandeld kan worden, kunt u het beste contact opnemen met het Juridisch Loket. Zij helpen u bij het vinden van een advocaat die op deze basis werkt.

De gemiddelde werving en selectie fee in Nederland ligt tussen de 20% en 30% van het bruto jaarsalaris (inclusief vakantiegeld en overige emolumenten). De exacte hoogte is afhankelijk van de complexiteit van de zoekopdracht, de branche en de schaarste op de arbeidsmarkt.


Lees meer

Bent u op korte termijn op zoek naar juridische professionals voor een Interim opdracht of juist op basis van werving & selectie? Bij Snijders Interim bent u aan het juiste adres. Bij Snijders Interim Community zijn de beste juridische professionals uit de markt aangesloten. Of u nu op zoek bent naar een jurist, advocaat, Legal Counsel of bedrijfsjurist op junior, medior of senior level, wij staan u graag bij in uw zoektocht. Laat het ons weten en we komen graag bij u op bezoek om onze dienstverlening verder toe te lichten

Wie stelt moet bewijzen, dat is de hoofdregel van ons burgerlijk procesrecht. Maar wat nu als u een geschil heeft met een andere partij maar u uw stellingen niet (voldoende) kunt onderbouwen? U kunt dan een verzoek indienen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met als doel het vergaren van extra informatie en bewijs.


Lees meer

Veel werkgevers stellen internet en e-mail aan werknemers ter beschikking. Werknemers gebruiken dat namelijk bij het verrichten van hun werkzaamheden. Soms gebruiken werknemers echter dat internet en die e-mail (tijdens werktijd) voor tal van andere activiteiten, variërend van het lezen van privé e-mail tot het bekijken van pornofilmpjes.


Lees meer

Regelmatig worden wij met de vraag geconfronteerd of een uitlener de door hem aan een ander ter beschikking gestelde werknemers, zoals uitzendkrachten of een gedetacheerde werknemers, kan verbieden om bij de inlener in dienst te treden of dat op een andere manier kan belemmeren. Wij geven antwoord.


Lees meer

Regelmatig stellen werkgevers vragen over de, sinds 1 januari 2015 geldende, aanzegverplichting. De meest gestelde vragen en de antwoorden daarop volgen hieronder.


Lees meer

Als u een geldvordering heeft op een wanbetaler, kunt u beslag laten leggen op een bankrekening. Dat kan door een advocaat te vragen om dit te doen. Alleen advocaten (en dus niet deurwaarders) mogen aan de rechtbank toestemming vragen om conservatoir beslag te leggen.


Lees meer
Lees alle FAQ's
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties