Alles over een agentuurovereenkomst
De agentuurovereenkomst is een overeenkomst waarbij de (handels)agent zich verbindt te bemiddelen bij de totstandkoming van overeenkomsten en dat de (handels)agent verplicht en bevoegd is de door hem voorbereide transacties (eventueel) in naam en voor rekening van de principaal af te sluiten. De (handels)agent is niet ondergeschikt aan de principaal.
De provisie en beloning bij de agentuurovereenkomst
De handelsagent heeft recht op een overeengekomen, gebruikelijke dan wel redelijke provisie voor de voorbereiding van overeenkomsten die tijdens de duur (of na het einde) van de agentuurovereenkomst tot stand zijn gekomen (artikel 7:405 lid 2 BW en zie de in artikel 7:431 BW omschreven gevallen).
De wet kent geen definitie van het begrip provisie. Volgens de toelichting bij de wet wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 lid 2 van de Agentuurrichtlijn, uitgegaan van een ruim begrip van provisie en omvat dit alle elementen van de beloning die variëren naar gelang van het aantal zaken of diensten of de waarde daarvan, betrokken bij de aangebrachte overeenkomst.
In het geval de handelsagent bereid is zijn verplichtingen uit de agentuurovereenkomst na te komen of deze al is nagekomen, maar de principaal van zijn diensten geen of in aanzienlijk geringere dan als normaal te verwachten mate gebruik heeft gemaakt, zodat geen of minder provisie verschuldigd wordt, heeft de handelsagent in beginsel recht op een beloning (artikel 7:435 lid 1 BW).
Bij de bepaling van deze beloning wordt rekening gehouden met het bedrag van de in de voorafgaande tijd verdiende provisie en met alle andere ter zake in acht te nemen factoren, zoals de onkosten die de handelsagent zich door het niet verrichten van werkzaamheden bespaart (artikel 7:435 lid 2 BW).
Artikel 7:432 lid 2 BW bepaalt dat het beding dat het recht op provisie doet afhangen van de uitvoering van de agentuurovereenkomst uitdrukkelijk dient te worden gemaakt. Onder uitdrukkelijk moet dan worden verstaan duidelijk en ondubbelzinnig.
Beëindiging van de agentuurovereenkomst
Indien de agentuurovereenkomst is aangegaan voor een onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd met recht van tussentijdse opzegging, is ieder der partijen bevoegd de agentuurovereenkomst te doen eindigen met inachtneming van de overeengekomen of wettelijk bepaalde opzeggingstermijn (artikel 7:437 BW). Beëindiging van de overeenkomst zonder eerbiediging van haar duur of zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn leidt tot schadeplichtigheid, tenzij sprake is van een dringende reden voor beëindiging (artikel 7:439 lid 1 BW).
Schadevergoeding bij de beëindiging van de agentuurovereenkomst
De schadeplichtige partij is aan de wederpartij een som verschuldigd gelijk aan (in beginsel) de beloning over de tijd dat de agentuurovereenkomst bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren. Voor de vaststelling van deze som wordt rekening gehouden met de in de voorafgaande tijd verdiende provisie en met alle andere ter zake in acht te nemen factoren (artikel 7:441 lid 1 BW). Daaronder kunnen worden begrepen de onkosten die de handelsagent zich door het niet verrichten van de werkzaamheden bespaart.
Hoogte schadevergoeding bij beëindiging agentuurovereenkomst
Uit artikel 7:441BW volgt dat de partij die op grond van artikel 7:439 BW schadeplichtig is, aan de wederpartij een som verschuldigd is gelijk aan de beloning over de tijd dat de agentuurovereenkomst bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren. Artikel 7:439 BW bepaalt dat een partij die de agentuurovereenkomst beëindigt zonder eerbiediging van haar duur of zonder eerbiediging van de wettelijke of overeengekomen opzeggingstermijn schadeplichtig is, tenzij zij de overeenkomst doet beëindigen om een dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden. Daar kan door partijen niet van worden afgeweken.
Uit het bepaalde in artikel 7:437, lid 1 BW volgt, dat een agentuurovereenkomst voor bepaalde tijd met een tussentijdse opzegmogelijkheid wel mogelijk is, maar dat in dat geval de partij die de overeenkomst doet eindigen dat moet doen met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn. Bij de beëindiging van een agentuurovereenkomst kan de handelsagent in bepaalde gevallen recht hebben op een goodwillvergoeding (klantenvergoeding).
De klantenvergoeding bij de agentuurovereenkomst
Het recht op een zogenoemde klantenvergoeding is vastgelegd in artikel 7:442 BW. Ongeacht het recht om schadevergoeding te vorderen heeft de handelsagent bij het einde van de agentuurovereenkomst recht op een vergoeding van de opgebouwde goodwill voor zover hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of de overeenkomsten met de bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid en de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren, en de betaling van deze vergoeding billijk is.
De hoogte van de klantenvergoeding bij de agentuurovereenkomst
Het bedrag van de vergoeding is niet hoger dan dat van de beloning van één jaar, berekend naar het gemiddelde van de laatste vijf jaren of, indien de agentuurovereenkomst korter heeft geduurd, naar het gemiddelde van de gehele duur daarvan. Vóór het einde van de agentuurovereenkomst kan niet ten nadele van de handelsagent van deze bepaling worden afgeweken (artikel 7:445 lid 2 BW).
Het recht op een klantenvergoeding: goodwill
Het recht op een klantenvergoeding hangt af van twee cumulatieve eisen. Het eerste vereiste is dat de handelsagent nieuwe klanten aangebracht heeft of de overeenkomsten met bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid en dat de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren.
In het laatste geval moet er dan een prognose worden gemaakt over toekomstige ontwikkelingen van de onderneming van de principaal, waarbij allerlei factoren een rol spelen (bijvoorbeeld economische recessie en het meenemen van klanten door de vertrekkende handelsagent).
Het recht op een klantenvergoeding: redelijkheid en billijkheid
Het tweede cumulatieve vereiste is dat de betaling van de klantenvergoeding billijk is gelet op alle omstandigheden. Als één van de omstandigheden die in ieder geval in aanmerking moeten worden genomen, noemt de wet de verloren provisie. Daarnaast vallen te noemen de redenen die tot het einde van de agentuurovereenkomst hebben geleid, de duur van de agentuurovereenkomst, de hoogte van de provisie, het al of niet toepasselijk zijn van het concurrentiebeding van artikel 7:443 BW, de rechtsvorm van de handelsagentuur en de financiële situatie van de agent en die van de principaal.
Uit het voorgaande blijkt dat er nogal wat komt kijken bij een agentuurovereenkomst. De advocaten van Snijders Franchise kunnen u hierbij zeker helpen. Neem contact met ons op.