Het belang van knowhow onder de nieuwe Wet franchise
Een veelvoorkomend punt van discussie binnen de franchiserelatie is het concurrentiebeding. Dat een franchisenemer tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst geen concurrerende activiteiten mag ontplooien is helder en kan in iedere franchiseovereenkomst eenvoudig worden opgenomen.
Het concurrentiebeding zoals dat geldt na afloop van de franchiseovereenkomst is een punt waar al veel procedures over zijn gevoerd.
Met de invoering van de Wet franchise – die geldt vanaf 1 januari 2021 – gelden er strengere eisen aan dit concurrentiebeding, waarbij in bepaalde gevallen een overgangstermijn geldt van 2 jaren.
De reikwijdte van het (post contractuele) concurrentiebeding dient op grond van de Wet franchise (artikel 7:920 BW) schriftelijk overeengekomen te zijn, mag maximaal een jaar bedragen en moet dienen te bescherming van de knowhow van de franchisegever. Het mag bovendien niet verder strekken dan het rayon.
Schriftelijkheidsvereiste
Dat een concurrentiebeding schriftelijk vastgelegd moet worden is volstrekt logisch en iets wat in het arbeidsrecht al jaren is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek.
Maximaal een jaar
De maximale duur van 1 jaar is iets wat eigenlijk in alle franchiseovereenkomsten die ik ben tegengekomen of heb opgesteld terugkomt.
Ter bescherming knowhow
Dat op grond van de Wet franchise expliciet benoemd moet worden dat het concurrentiebeding strekt ter bescherming van de knowhow is onlangs aan bod gekomen bij de rechtbank van Overijssel.
De voorzieningenrechter van die rechtbank heeft zich namelijk in haar uitspraak van 24 februari jl. nader uitgelaten over het vraagstuk knowhow binnen een franchiseformule en de naleving van het non-concurrentiebeding na afloop van de franchiserelatie.
De franchisegever, een formule gericht op bemiddeling bij verhuur van onroerend goed en beheer van woonruimte, beriep zich op een concurrentiebeding omdat de franchisenemer – die voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst meer dan 11 jaren had gewerkt in de makelaars branche – na de beëindiging van de franchiseovereenkomst zelfstandig verder was gegaan als makelaar in het rayon waar zij als franchisenemer actief was.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een non-concurrentiebeding er in een franchiseovereenkomst primair toe strekt de franchisegever in staat te stellen zijn of haar knowhow aan de franchisenemer over te dragen en deze de nodige bijstand bij de toepassing van zijn methoden te kunnen verlenen, zonder het risico te lopen dat die knowhow en die bijstand (indirect) aan concurrenten ten goede komen. De voorzieningenrechter zag daar aanleiding toe omdat in het non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst ook expliciet werd gesproken over ‘ter bescherming van de door franchisegever aan franchisenemer overgedragen knowhow(…)’, een bepaling die ik standaard opneem in een franchiseovereenkomst.
De vraag die in dit kort geding beantwoord diende te worden was dan ook of er sprake was geweest van overdracht van knowhow aan de franchisenemer.
De voorzieningenrechter zocht aansluiting bij de Wet franchise. Met andere woorden; de franchisegever heeft (pas) belang bij bescherming van de overgedragen knowhow als er sprake is van kennis of informatie die (i) geheim, (ii) wezenlijk en (iii) geïdentificeerd is.
De voorzieningenrechter kwam tot het oordeel dat de door de franchisegever verstrekte informatie niet aan deze eisen voldeed. In de visie van de voorzieningenrechter was niet onderbouwd dat de ter beschikking gestelde kennis moest worden gekwalificeerd als unieke en/of geheime informatie. Ook was niet onderbouwd dat die kennis en informatie niet buiten franchisegever om eenvoudig kon worden verkregen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het informatie betrof die voor het publiek algemeen toegankelijk is, dan wel ging het over kennis die eenvoudig verkregen kon worden. Ook was niet gebleken dat de informatie als wezenlijk voor de franchiseonderneming moest worden gekwalificeerd.
Uit deze uitspraak blijkt eens te meer dat je er als franchisegever dus niet zonder meer vanuit mag gaan dat er sprake is van overdracht van knowhow. Dit dient op de juiste wijze onderbouwd te zijn.
Twijfel je of jouw knowhow echt zo beschermd is als je denkt of heb je andere vragen over het concurrentiebeding? Neem vrijblijvend contact op met Jordy Meerman.
Overigens is de knowhow zeker niet het belangrijkste punt als het gaat over het concurrentiebeding. In een volgende blog zal ik nader ingaan op het rayon.