073 720 02 00

Nieuwe berekeningswijze draagkracht partneralimentatie per 1 januari 2023

Gepubliceerd op 29 juli 2022 Geen categorie

Met ingang van 1 januari 2023 wordt bij de berekening van de draagkracht voor partneralimentatie in beginsel geen rekening meer gehouden met de daadwerkelijke woonlasten, maar met een zogenaamd “woonbudget” van 30% van het netto besteedbaar inkomen (hierna: “NBI”). In deze blog zal ik uitleggen wat dit woonbudget inhoudt, waarom het wordt ingevoerd en wat dit betekent voor de praktijk.

Algemeen

De hoogte van de te betalen partneralimentatie is afhankelijk van enerzijds de behoefte van de alimentatiegerechtigde en anderzijds de draagkracht van de alimentatieplichtige. De laagste van de twee maximeert. Meer concreet: als de alimentatieplichtige een draagkracht heeft van € 500 per maand en de alimentatiegerechtigde een (aanvullende) behoefte van € 1.000 per maand (dus naast eigen inkomsten), dan dient er een bedrag van € 500 te worden betaald. Of omgekeerd: als de alimentatieplichtige een draagkracht heeft van € 1.500, maar de alimentatiegerechtigde heeft een (aanvullende) behoefte van € 400 (want heeft zelf al een goed inkomen), dan dient er € 400 te worden betaald. Dat is ook logisch, want er kan natuurlijk niet meer worden betaald dan waartoe de draagkracht strekt en omgekeerd hoeft er niet meer te worden betaald dan waaraan behoefte is. Deze wettelijke maatstaven van behoefte en draagkracht blijven ongewijzigd. De wijze van berekening, dus de invulling van de maatstaf draagkracht gaat wel veranderen.

Op dit moment wordt bij de berekening van de draagkracht voor partneralimentatie rekening gehouden met de werkelijke woonlasten (dus (kale) huur of rente en aflossing hypotheek plus eventueel een gekoppelde kapitaalverzekering). Bij de berekening van de draagkracht voor kinderalimentatie wordt al enige jaren gerekend op basis van een forfaitaire woonlast van 30% van het NBI. Vanaf 2023 zal bij zowel kinder- als partneralimentatie worden gerekend met een “woonbudget” bij de bepaling van de draagkracht. Dit woonbudget is 30% van het netto besteedbaar inkomen. Hieronder vallen de (kale) huur of hypotheek (waaronder rente, bijtelling eigenwoningforfait, premie/aflossing en een forfait van € 95 per maand voor ‘overige’ eigenaarslasten), maar ook eventueel hogere energielasten (buiten de bijstandsnorm), (hogere) onderhoudskosten eigen woning, e.d.

Waarom wordt de berekeningsmethode aangepast?

De Expertgroep Alimentatie die jaarlijks het Rapport Alimentatienormen opstelt, welk rapport de rechtspraak hanteert bij het vaststellen van de kinder- en of partneralimentatie, heeft de volgende beweegredenen voor de invoering van de nieuwe berekeningsmethode:

  1. één systeem voor wat betreft de woonlasten bij het bepalen van de draagkracht, zowel bij kinderalimentatie als bij partneralimentatie;
  2. eenvoud en een meer voorspelbare uitkomst;
  3. voorkomen dat er – op basis van een forfaitaire woonlast – een tekort aan draagkracht is voor het betalen van kinderalimentatie, terwijl er bij de onderhoudsplichtige ex-partner wel draagkracht is voor partneralimentatie op basis van (wel of niet delen van) de werkelijke woonlast zoals thans soms het geval is;
  4. minder discussies tussen de betrokken partijen;
  5. uit het WODC-rapport “Alimentatie van nu” (2021) zou naar voren komen dat breed wordt gedragen dat net als bij kinderalimentatie ook de draagkracht voor partneralimentatie zoveel mogelijk forfaitair wordt bepaald.

Er kan veel worden ingebracht tegen deze beweegredenen en vanuit de advocatuur en literatuur is er kritiek op de invoering van een dergelijk systeem, maar dat laat ik even buiten beschouwing. Ik heb hierover diverse artikelen gepubliceerd in een vaktijdschrift, die ik desgevraagd kan toesturen. Echter, nu het aangepaste systeem er gaat komen, zal ik nader ingaan op de gevolgen.

Hoe ziet de nieuwe rekenmethode voor draagkracht eruit?

Vanaf 2023 blijft het NBI het startpunt voor de berekening van de draagkracht. Dat is het gemiddelde netto bedrag dat maandelijks is te besteden. Voor mensen in loondienst is dat inclusief vakantietoeslag, belaste onkostenvergoedingen, dertiende maand, bonussen en/of overige emolumenten. Voor ondernemers wordt gerekend met een redelijkerwijs te verwerven inkomen, nu een ondernemer/DGA invloed heeft op zijn inkomen. In de praktijk kan dit tot veel discussie leiden, want wat is een redelijkerwijs te genieten inkomen? En wat als er al jarenlang een flinke dividenduitkering wordt gedaan, maar dit nu opeens niet meer kan nu er alimentatie moet worden betaald? Over die discussie zal ik in de toekomst een andere blog schrijven.

Als het NBI eenmaal is vastgesteld, kan het woonbudget van 30% ook eenvoudig worden berekend. Daarnaast wordt rekening gehouden met een forfait van kosten van levensonderhoud. Dat is thans een bedrag van € 1.020, dat als volgt is opgebouwd:

·         Bijstandsnorm[1]                         € 1.092[2]

·         Wooncomponent                 -/-   € 235

·         Ziektekosten                                 € 146

·         Ziektekostencomponent     -/-  € 34

·         Onvoorzien                                   € 50

·         Totaal                                            € 1.020

[1] Deze is hoger voor een pensioengerechtigde (€ 1.213 in januari 2022).
[2] De hoogte van de bijstandsnorm wordt twee keer per jaar aangepast in januari en juli

Vervolgens is 60% van het restant minus het aandeel in de kosten van de kinderen beschikbaar voor partneralimentatie. In een formule ziet dat er als volgt uit: 60% [NBI – (0.3 x NBI (=woonbudget) + 1.020 (= kosten levensonderhoud))].

Voorbeeld

Stel nu dat je als man € 3.000 verdient en als vrouw € 2.000. Laten we aannemen dat je als man € 300 aan kinderalimentatie moet betalen. Dan blijft er € 348 over voor partneralimentatie (netto), namelijk 60% [3000 – (900 forfait wonen + 1.020 kostenforfait =)] € 648 netto draagkracht partneralimentatie -/- € 300 aandeel man in de kosten kinderen = € 348 netto draagkracht partneralimentatie.

Wat als de werkelijke woonlast hoger is dan het woonbudget?

Volgens de Expertgroep zal de nieuwe wijze van rekenen beperkte of geen impact hebben als er sprake is van een hogere werkelijke woonlast, omdat deze nu al vaak wordt begrensd tot 33% van het NBI. Als er een goede reden is voor een duurzame en substantiële hogere woonlast (bijvoorbeeld een krappe woningmarkt) moet er volgens de Expertgroep, net zoals nu, wel nog ruimte zijn om daar rekening mee te houden.

Wat nu als de werkelijke woonlast lager is dan het woonbudget?

Als er wordt samengewoond met een nieuwe partner die meedeelt in de woonlasten of bij de hogere inkomens is er veelal sprake van een woonlast die lager is dan 30% van het NBI. Als de werkelijke woonlast minder is dan 30% van het netto besteedbaar inkomen, dan ontstaat er wel een verschil met de huidige berekening. Dit verschil werkt voor 60% door in de draagkracht. De Expertgroep geeft een voorbeeld met een netto besteedbaar inkomen van € 3.000, een huur van € 600 en overige lasten (zorgverzekering en bijstandsnorm) van € 1.200. Bij de werkelijke woonlast resteert een draagkracht van 60% van (3.000- 600-1.200) = € 720 en bij de forfaitaire woonlast resteert een draagkracht van 60% van (3.000-900-1.200) = € 540. Het verschil van (netto) € 180 per maand minder partneralimentatie is geen issue, aldus de Expertgroep. Dit betekent dus dat een alimentatieplichtige dan in beginsel dus minder alimentatie hoeft te betalen dan op basis van de werkelijke woonlast. Mocht er sprake zijn van een tekort in de behoefte van de onderhoudsgerechtigde, dan dient wel te worden uitgegaan van de lagere werkelijke woonlast, omdat er dan meer draagkrachtruimte is. In die gevallen wordt dan dus wel weer teruggevallen op de draagkracht op basis van de werkelijke woonlasten.

Conclusie

De wijze van berekening van de draagkracht voor partneralimentatie verandert. Als er geen sprake is van een substantieel verschil tussen de werkelijke lasten en het woonbudget van 30% van het NBI dan zal er weinig verschil zijn met de huidige wijze. Op het moment dat er sprake is van een duurzame en substantiële afwijking van de werkelijke woonlasten (lager of juist hoger), dan zijn er weliswaar mogelijkheden om alsnog uit te gaan van de werkelijke woonlasten, maar die afwijking is niet het uitgangspunt. In de praktijk is het dus van belang om altijd kritisch naar het woonbudget te kijken. Afwijking kan immers, maar dat moet dan wel naar voren worden gebracht, ofwel tijdens een onderhandelingstraject, ofwel in een gerechtelijke procedure.

Vraag & antwoord

Veelgestelde vragen

Ja, dit is opgenomen in artikel 915 van de Wet franchise. Daaruit volgt dat de franchisenemer “binnen de grenzen van redelijkheid” de “nodige maatregelen” dient te treffen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Nee, de Wet franchise kent die verplichting niet. Wel dient er een omvangrijk PID verstrekt te worden.

De Wet franchise is niet duidelijk op dit punt. Er wordt in de Wet franchise bij deze zogenaamde “multiple franchising” wel een uitzondering voor de stand-still periode gemaakt, maar niet voor het verstrekken van de PID zelf.


Lees meer

In de Wet franchise wordt dit niet specifiek benoemd. Je zou kunnen aannemen dat de fase voor verlenging niet als een voorfase kan worden beschouwd en de precontractuele informatieverplichting (waaronder het verstrekken van de PID) niet van toepassing is. De franchisenemer die al vijf jaar de betreffende locatie heeft geëxploiteerd kent de franchiseorganisatie en de kosten en opbrengsten van de exploitatie van zijn/haar vestiging.


Lees meer

Volgens de Wet Franchise moet de franchisegever alle informatie verstrekken waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang is voor de kandidaat. Aan de andere kant is het ook zo dat er ook een onderzoekplicht is van de kandidaat. Als de aspirant-franchisenemer zelf geen onderzoek doet is dat voor diens risico.


Lees meer

Nee, de wet is heel strikt in deze 4 weken en de rechtspraak gaat hier vooralsnog in mee. Dit kwam naar voren in het kort geding van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 30 juni 2021. De rechter overwoog (onder meer) dat in artikel 7:913 en 7:914 BW besloten ligt dat er met het verstrekken van de precontractuele informatie door de franchisegever een aanbod wordt gedaan aan de beoogde franchisenemer om op basis van de bijgevoegde ontwerp franchiseovereenkomst een franchiseovereenkomst te sluiten. Het is vervolgens aan de beoogde franchisenemer om zich te beraden of hij dit wil of dat hij nog verder wil onderhandelen met de franchisegever. De franchisegever kan in deze termijn alleen maar afwachten. Het is de franchisenemer die aan zet is.

De stand-still periode duurt 4 weken. Dit is een verplichte bedenktijd voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. Tijdens deze periode mogen er geen wijzigingen worden doorgevoerd ten nadele van de aspirant franchisenemer. Bedoeling van deze periode is dat de kandidaat alle gelegenheid heeft om alle informatie goed te bestuderen en ook om nader onderzoek te doen. Dit moet er voor zorgen dat een kandidaat goed nadenkt en in alle rust een weloverwogen beslissing kan nemen.

Dit document wordt aan het begin van de stand-still periode door de franchisegever overhandigd aan de kandidaat franchisenemer. De PID is een erg uitgebreid document. De PID bevat namelijk alle informatie bevat die tussen franchisegever en kandidaat is uitgewisseld. De franchisegever moet hier heel zorgvuldig mee omgaan. Het ontbreken van informatie kan aanleiding zijn tot claims van de franchisenemer. De PID moet alle informatie bevatten waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang kan zijn voor de aspirant franchisenemer.

Nee. Indien uw zaak op toevoegingsbasis behandeld kan worden, kunt u het beste contact opnemen met het Juridisch Loket. Zij helpen u bij het vinden van een advocaat die op deze basis werkt.

De gemiddelde werving en selectie fee in Nederland ligt tussen de 20% en 30% van het bruto jaarsalaris (inclusief vakantiegeld en overige emolumenten). De exacte hoogte is afhankelijk van de complexiteit van de zoekopdracht, de branche en de schaarste op de arbeidsmarkt.


Lees meer

Bent u op korte termijn op zoek naar juridische professionals voor een Interim opdracht of juist op basis van werving & selectie? Bij Snijders Interim bent u aan het juiste adres. Bij Snijders Interim Community zijn de beste juridische professionals uit de markt aangesloten. Of u nu op zoek bent naar een jurist, advocaat, Legal Counsel of bedrijfsjurist op junior, medior of senior level, wij staan u graag bij in uw zoektocht. Laat het ons weten en we komen graag bij u op bezoek om onze dienstverlening verder toe te lichten

Wie stelt moet bewijzen, dat is de hoofdregel van ons burgerlijk procesrecht. Maar wat nu als u een geschil heeft met een andere partij maar u uw stellingen niet (voldoende) kunt onderbouwen? U kunt dan een verzoek indienen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met als doel het vergaren van extra informatie en bewijs.


Lees meer

Veel werkgevers stellen internet en e-mail aan werknemers ter beschikking. Werknemers gebruiken dat namelijk bij het verrichten van hun werkzaamheden. Soms gebruiken werknemers echter dat internet en die e-mail (tijdens werktijd) voor tal van andere activiteiten, variërend van het lezen van privé e-mail tot het bekijken van pornofilmpjes.


Lees meer

Regelmatig worden wij met de vraag geconfronteerd of een uitlener de door hem aan een ander ter beschikking gestelde werknemers, zoals uitzendkrachten of een gedetacheerde werknemers, kan verbieden om bij de inlener in dienst te treden of dat op een andere manier kan belemmeren. Wij geven antwoord.


Lees meer

Regelmatig stellen werkgevers vragen over de, sinds 1 januari 2015 geldende, aanzegverplichting. De meest gestelde vragen en de antwoorden daarop volgen hieronder.


Lees meer

Als u een geldvordering heeft op een wanbetaler, kunt u beslag laten leggen op een bankrekening. Dat kan door een advocaat te vragen om dit te doen. Alleen advocaten (en dus niet deurwaarders) mogen aan de rechtbank toestemming vragen om conservatoir beslag te leggen.


Lees meer
Lees alle FAQ's
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties