073 720 02 00

Wat is een verrekenbeding?

Bijgewerkt op Geen categorie

Als men gaat trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaat en niets regelt, dan ontstaat er van rechtswege een (inmiddels beperkte) gemeenschap van goederen. Veel mensen willen dat niet, bijvoorbeeld als er sprake is van een eigen onderneming of een (substantieel) privévermogen. Niks delen wordt vaak ook als onwenselijk gezien. Het verrekenbeding kan dan de uitkomst bieden.

Een dergelijk beding kan worden opgenomen in de huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden. Het houdt in dat de partners elkaar vermogensrechtelijke aanspraken op het eigen vermogen of het gemeenschappelijke vermogen toekennen. Dit leidt ertoe dat er tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt meegedeeld in de vermogenstoename die het gevolg is van het niet verteren van inkomen.

Soorten verrekenbedingen

In de basis kennen wij twee soorten verrekenbedingen: een periodiek verrekenbeding en een finaal verrekenbeding. Vervolgens zijn er nog subcategorieën binnen deze twee soorten verrekenbedingen, zoals het Amsterdams verrekenbeding en een facultatief verrekenbeding. Die laatste komt zelden voor, en zullen wij om die reden niet verder bespreken in deze blog.

Periodiek verrekenbeding

Laten we beginnen met het periodiek verrekenbeding. Dit beding wordt in de volksmond ook wel Amsterdams verrekenbeding genoemd. “Amsterdams”, omdat het beding in de jaren ’50 van de vorige eeuw geïntroduceerd is door een Amsterdamse notaris. Het betreft een afspraak van (aanstaande) echtgenoten of geregistreerde partners in de huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden, inhoudende dat zij periodiek (vaak na afloop van een kalenderjaar) de overgespaarde inkomsten met elkaar zullen delen. Met overgespaarde inkomsten worden dan bedoeld de inkomsten die de partners hebben overgehouden ná het voldoen van de kosten van huishouding. Wat de kosten van de huishouding zijn, en uit welk inkomen (dat begrip kan namelijk ruim of beperkt worden uitgelegd) die voldaan dienen te worden, wordt in diezelfde voorwaarden omschreven.

Een belangrijk voordeel van een periodiek verrekenbeding is, dat de partner die minder inkomen geniet in gelijke mate deelt in de vermogensgroei van de ander. Als één van de partners bijvoorbeeld minder gaat werken, of helemaal stopt met werken om de verzorging en opvoeding van de kinderen en de huishoudelijke taken op zich te nemen, wordt diegene door middel van deze afspraak gecompenseerd.

Het komt regelmatig voor dat partners het verrekenbeding niet uitvoeren. Al in 1995 heeft de Hoge Raad de in dat geval geldende hoofregel geformuleerd:

“een periodiek verrekenbeding strekt naar zijn aard ertoe dat hetgeen van de inkomsten van partijen wordt bespaard, periodiek tussen hen wordt verrekend. Laten partijen zo’n periodieke verrekening van inkomsten achterwege, dan is het gevolg daarvan dat bij het einde van het huwelijk ook de vermogensvermeerdering, ontstaan door belegging van hetgeen uit de inkomsten van een echtgenoot is bespaard, maar ongedeeld gebleven, wordt verrekend.”

Bij het niet uitvoeren van een periodiek verrekenbeding tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap, geldt aldus dat bij echtscheiding het volledige vermogen dient te worden verrekend tussen de echtgenoten alsof er sprake zou zijn geweest van een gemeenschap van goederen. Deze door de Hoge Raad geformuleerde hoofdregel is in 2002 wetgeving geworden: artikel 1:141 lid 3 BW bepaalt dat “indien bij het einde van het huwelijk aan een bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen periodieke verrekenplicht niet is voldaan, het alsdan aanwezige vermogen vermoed wordt te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in het licht van de aard en omvang van de verrekenplicht anders voortvloeit.” Kort samengevat, houdt dit in dat het gehele vermogen in dat geval verrekend dient te worden, tenzij duidelijk is dat (een deel van) het vermogen is gevormd met inkomen dat niet verrekend hoefde te worden uit hoofde van het periodieke verrekenbeding (gedacht kan dan worden aan erfenissen of schenkingen).

Finaal verrekenbeding

Een finaal verrekenbeding houdt in dat bij scheiding óf overlijden van één van de partners al het aanwezige inkomen, vermogen en de schulden gelijk moeten worden verdeeld tussen de twee partners. Kortom: aan het eind van het huwelijk/geregistreerd partnerschap wordt er verrekend “alsof er een gemeenschap van goederen heeft bestaan”.

Regelmatig zien wij een combinatie van een periodiek en een finaal verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden. In geval van een echtscheiding is uitvoering van het periodieke verrekenbeding niet (meer) aan de orde, maar moet worden afgewikkeld op grond van het finaal verrekenbeding.  Dit kan tot een ongunstige afwikkeling voor één van de partners leiden, zo blijkt bijvoorbeeld uit een (vrij) recente uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 16 januari 2020.

Partijen in die procedure hadden zowel een periodiek verrekenbeding als een finaal verrekenbeding. De aan de man toebehorende woning was van het finaal verrekenbeding uitgesloten, terwijl gedurende het huwelijk met overgespaard inkomen in diezelfde woning geïnvesteerd was. De vrouw stelde in de echtscheidingsprocedure om die reden dat de waardevermeerdering van de woning tijdens het huwelijk verrekend moest worden, en wel op grond van het periodiek verrekenbeding. Volgens het hof is dat artikel echter niet (meer) van toepassing, omdat partijen een finaal verrekenbeding zijn overeengekomen. Omdat de woning is uitgezonderd van het finaal verrekenbeding, heeft de vrouw geen aanspraak op een deel van de overwaarde.

Meer weten?

Staat u op het punt om te scheiden, en dient er in dat kader verrekend te worden? Of wilt u juist advies over de huwelijke voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden die u voornemens bent te sluiten? Neem dan contact op met mr. Rianne Verlijsdonk-Gerards of mr. Jitka Swinkels. Zij staan u graag te woord.

Vraag & antwoord

Veelgestelde vragen

Ja, dit is opgenomen in artikel 915 van de Wet franchise. Daaruit volgt dat de franchisenemer “binnen de grenzen van redelijkheid” de “nodige maatregelen” dient te treffen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Nee, de Wet franchise kent die verplichting niet. Wel dient er een omvangrijk PID verstrekt te worden.

De Wet franchise is niet duidelijk op dit punt. Er wordt in de Wet franchise bij deze zogenaamde “multiple franchising” wel een uitzondering voor de stand-still periode gemaakt, maar niet voor het verstrekken van de PID zelf.


Lees meer

In de Wet franchise wordt dit niet specifiek benoemd. Je zou kunnen aannemen dat de fase voor verlenging niet als een voorfase kan worden beschouwd en de precontractuele informatieverplichting (waaronder het verstrekken van de PID) niet van toepassing is. De franchisenemer die al vijf jaar de betreffende locatie heeft geëxploiteerd kent de franchiseorganisatie en de kosten en opbrengsten van de exploitatie van zijn/haar vestiging.


Lees meer

Volgens de Wet Franchise moet de franchisegever alle informatie verstrekken waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang is voor de kandidaat. Aan de andere kant is het ook zo dat er ook een onderzoekplicht is van de kandidaat. Als de aspirant-franchisenemer zelf geen onderzoek doet is dat voor diens risico.


Lees meer

Nee, de wet is heel strikt in deze 4 weken en de rechtspraak gaat hier vooralsnog in mee. Dit kwam naar voren in het kort geding van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 30 juni 2021. De rechter overwoog (onder meer) dat in artikel 7:913 en 7:914 BW besloten ligt dat er met het verstrekken van de precontractuele informatie door de franchisegever een aanbod wordt gedaan aan de beoogde franchisenemer om op basis van de bijgevoegde ontwerp franchiseovereenkomst een franchiseovereenkomst te sluiten. Het is vervolgens aan de beoogde franchisenemer om zich te beraden of hij dit wil of dat hij nog verder wil onderhandelen met de franchisegever. De franchisegever kan in deze termijn alleen maar afwachten. Het is de franchisenemer die aan zet is.

De stand-still periode duurt 4 weken. Dit is een verplichte bedenktijd voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. Tijdens deze periode mogen er geen wijzigingen worden doorgevoerd ten nadele van de aspirant franchisenemer. Bedoeling van deze periode is dat de kandidaat alle gelegenheid heeft om alle informatie goed te bestuderen en ook om nader onderzoek te doen. Dit moet er voor zorgen dat een kandidaat goed nadenkt en in alle rust een weloverwogen beslissing kan nemen.

Dit document wordt aan het begin van de stand-still periode door de franchisegever overhandigd aan de kandidaat franchisenemer. De PID is een erg uitgebreid document. De PID bevat namelijk alle informatie bevat die tussen franchisegever en kandidaat is uitgewisseld. De franchisegever moet hier heel zorgvuldig mee omgaan. Het ontbreken van informatie kan aanleiding zijn tot claims van de franchisenemer. De PID moet alle informatie bevatten waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang kan zijn voor de aspirant franchisenemer.

Nee. Indien uw zaak op toevoegingsbasis behandeld kan worden, kunt u het beste contact opnemen met het Juridisch Loket. Zij helpen u bij het vinden van een advocaat die op deze basis werkt.

De gemiddelde werving en selectie fee in Nederland ligt tussen de 20% en 30% van het bruto jaarsalaris (inclusief vakantiegeld en overige emolumenten). De exacte hoogte is afhankelijk van de complexiteit van de zoekopdracht, de branche en de schaarste op de arbeidsmarkt.


Lees meer

Bent u op korte termijn op zoek naar juridische professionals voor een Interim opdracht of juist op basis van werving & selectie? Bij Snijders Interim bent u aan het juiste adres. Bij Snijders Interim Community zijn de beste juridische professionals uit de markt aangesloten. Of u nu op zoek bent naar een jurist, advocaat, Legal Counsel of bedrijfsjurist op junior, medior of senior level, wij staan u graag bij in uw zoektocht. Laat het ons weten en we komen graag bij u op bezoek om onze dienstverlening verder toe te lichten

Wie stelt moet bewijzen, dat is de hoofdregel van ons burgerlijk procesrecht. Maar wat nu als u een geschil heeft met een andere partij maar u uw stellingen niet (voldoende) kunt onderbouwen? U kunt dan een verzoek indienen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met als doel het vergaren van extra informatie en bewijs.


Lees meer

Veel werkgevers stellen internet en e-mail aan werknemers ter beschikking. Werknemers gebruiken dat namelijk bij het verrichten van hun werkzaamheden. Soms gebruiken werknemers echter dat internet en die e-mail (tijdens werktijd) voor tal van andere activiteiten, variërend van het lezen van privé e-mail tot het bekijken van pornofilmpjes.


Lees meer

Regelmatig worden wij met de vraag geconfronteerd of een uitlener de door hem aan een ander ter beschikking gestelde werknemers, zoals uitzendkrachten of een gedetacheerde werknemers, kan verbieden om bij de inlener in dienst te treden of dat op een andere manier kan belemmeren. Wij geven antwoord.


Lees meer

Regelmatig stellen werkgevers vragen over de, sinds 1 januari 2015 geldende, aanzegverplichting. De meest gestelde vragen en de antwoorden daarop volgen hieronder.


Lees meer

Als u een geldvordering heeft op een wanbetaler, kunt u beslag laten leggen op een bankrekening. Dat kan door een advocaat te vragen om dit te doen. Alleen advocaten (en dus niet deurwaarders) mogen aan de rechtbank toestemming vragen om conservatoir beslag te leggen.


Lees meer
Lees alle FAQ's
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties