Wat is een verrekenbeding?
Als men gaat trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaat en niets regelt, dan ontstaat er van rechtswege een (inmiddels beperkte) gemeenschap van goederen. Veel mensen willen dat niet, bijvoorbeeld als er sprake is van een eigen onderneming of een (substantieel) privévermogen. Niks delen wordt vaak ook als onwenselijk gezien. Het verrekenbeding kan dan de uitkomst bieden.
Een dergelijk beding kan worden opgenomen in de huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden. Het houdt in dat de partners elkaar vermogensrechtelijke aanspraken op het eigen vermogen of het gemeenschappelijke vermogen toekennen. Dit leidt ertoe dat er tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt meegedeeld in de vermogenstoename die het gevolg is van het niet verteren van inkomen.
Soorten verrekenbedingen
In de basis kennen wij twee soorten verrekenbedingen: een periodiek verrekenbeding en een finaal verrekenbeding. Vervolgens zijn er nog subcategorieën binnen deze twee soorten verrekenbedingen, zoals het Amsterdams verrekenbeding en een facultatief verrekenbeding. Die laatste komt zelden voor, en zullen wij om die reden niet verder bespreken in deze blog.
Periodiek verrekenbeding
Laten we beginnen met het periodiek verrekenbeding. Dit beding wordt in de volksmond ook wel Amsterdams verrekenbeding genoemd. “Amsterdams”, omdat het beding in de jaren ’50 van de vorige eeuw geïntroduceerd is door een Amsterdamse notaris. Het betreft een afspraak van (aanstaande) echtgenoten of geregistreerde partners in de huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden, inhoudende dat zij periodiek (vaak na afloop van een kalenderjaar) de overgespaarde inkomsten met elkaar zullen delen. Met overgespaarde inkomsten worden dan bedoeld de inkomsten die de partners hebben overgehouden ná het voldoen van de kosten van huishouding. Wat de kosten van de huishouding zijn, en uit welk inkomen (dat begrip kan namelijk ruim of beperkt worden uitgelegd) die voldaan dienen te worden, wordt in diezelfde voorwaarden omschreven.
Een belangrijk voordeel van een periodiek verrekenbeding is, dat de partner die minder inkomen geniet in gelijke mate deelt in de vermogensgroei van de ander. Als één van de partners bijvoorbeeld minder gaat werken, of helemaal stopt met werken om de verzorging en opvoeding van de kinderen en de huishoudelijke taken op zich te nemen, wordt diegene door middel van deze afspraak gecompenseerd.
Het komt regelmatig voor dat partners het verrekenbeding niet uitvoeren. Al in 1995 heeft de Hoge Raad de in dat geval geldende hoofregel geformuleerd:
“een periodiek verrekenbeding strekt naar zijn aard ertoe dat hetgeen van de inkomsten van partijen wordt bespaard, periodiek tussen hen wordt verrekend. Laten partijen zo’n periodieke verrekening van inkomsten achterwege, dan is het gevolg daarvan dat bij het einde van het huwelijk ook de vermogensvermeerdering, ontstaan door belegging van hetgeen uit de inkomsten van een echtgenoot is bespaard, maar ongedeeld gebleven, wordt verrekend.”
Bij het niet uitvoeren van een periodiek verrekenbeding tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap, geldt aldus dat bij echtscheiding het volledige vermogen dient te worden verrekend tussen de echtgenoten alsof er sprake zou zijn geweest van een gemeenschap van goederen. Deze door de Hoge Raad geformuleerde hoofdregel is in 2002 wetgeving geworden: artikel 1:141 lid 3 BW bepaalt dat “indien bij het einde van het huwelijk aan een bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen periodieke verrekenplicht niet is voldaan, het alsdan aanwezige vermogen vermoed wordt te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in het licht van de aard en omvang van de verrekenplicht anders voortvloeit.” Kort samengevat, houdt dit in dat het gehele vermogen in dat geval verrekend dient te worden, tenzij duidelijk is dat (een deel van) het vermogen is gevormd met inkomen dat niet verrekend hoefde te worden uit hoofde van het periodieke verrekenbeding (gedacht kan dan worden aan erfenissen of schenkingen).
Finaal verrekenbeding
Een finaal verrekenbeding houdt in dat bij scheiding óf overlijden van één van de partners al het aanwezige inkomen, vermogen en de schulden gelijk moeten worden verdeeld tussen de twee partners. Kortom: aan het eind van het huwelijk/geregistreerd partnerschap wordt er verrekend “alsof er een gemeenschap van goederen heeft bestaan”.
Regelmatig zien wij een combinatie van een periodiek en een finaal verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden. In geval van een echtscheiding is uitvoering van het periodieke verrekenbeding niet (meer) aan de orde, maar moet worden afgewikkeld op grond van het finaal verrekenbeding. Dit kan tot een ongunstige afwikkeling voor één van de partners leiden, zo blijkt bijvoorbeeld uit een (vrij) recente uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 16 januari 2020.
Partijen in die procedure hadden zowel een periodiek verrekenbeding als een finaal verrekenbeding. De aan de man toebehorende woning was van het finaal verrekenbeding uitgesloten, terwijl gedurende het huwelijk met overgespaard inkomen in diezelfde woning geïnvesteerd was. De vrouw stelde in de echtscheidingsprocedure om die reden dat de waardevermeerdering van de woning tijdens het huwelijk verrekend moest worden, en wel op grond van het periodiek verrekenbeding. Volgens het hof is dat artikel echter niet (meer) van toepassing, omdat partijen een finaal verrekenbeding zijn overeengekomen. Omdat de woning is uitgezonderd van het finaal verrekenbeding, heeft de vrouw geen aanspraak op een deel van de overwaarde.
Meer weten?
Staat u op het punt om te scheiden, en dient er in dat kader verrekend te worden? Of wilt u juist advies over de huwelijke voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden die u voornemens bent te sluiten? Neem dan contact op met mr. Rianne Verlijsdonk-Gerards of mr. Jitka Swinkels. Zij staan u graag te woord.